land, en de wijze geschiedvorschers hebben ons die bescheeden leeren lezen.
Zoo weten wij dat Iso een Frank was, want een heimnaam is het kenmerk eener frankische zate.
Van waar kwamen die Franken?
Van over den Rhijn. Op 't einde der vierde eeuw en in den loop der vijfde eeuw, deden zij de verdedigers van 't roomsch keizerrijk gestadig achteruit wijken en konden zij de streken, die later de vlaamsche gouwen zouden worden, in bezit nemen.
Hoe ging dat?
G. Kurth, die in die zaken thuis is, zal 't ons zeggen: de overwinnaars verdeelden onder malkander de marken en gewesten, die zij veroverden; elk stak zijne erve uit en bouwde zijne heerdstede in het deel, dat hem te beurt gevallen was.
Aanschouwen wij de woonhalle van Iso.
Ze is in vlechtwerk gebouwd; dat vlechtwerk is met leemeerde bestreken en die eerden wanden zijn hier en daar met glanzende verwen versierd, naar den trant, dien Tacitus beschrijft in zijn boek over de zeden. der Germanen. 't Waren ook wel Germanen die huizen mieken met boomstammen, de eene op de andere gestapeld, maar dat gebruik was voorzeker ten tijde van de Franken sedert lang uitgestorven.
't Huis van Iso is vierhoekig en niet rond; 't bestaan nog afbeeldingen van oude germaansche huizen in urnen of aschvaten welke te zien zijn in de toogzale van volkenkunde te Berlijn en die 't maaksel van huizen vertoonen.
Het dak van díe huisvormige aschvaten is hoog en scherp, met latten beslegen, hetgeen ons leert dat de daken der germaansche huizen met stroo en riet gedekt waren.
Gaan wij nu binnen door de vierkantte deure, die langs een der twee nauwste kanten van het huis gelegen is.
Menschen en dieren wonen onder het zelfste dak: 't is nogmaals Tacitus, die 't getuigt.
Naast de deur staat het vee en verder in den huisgrond is de heerd, waarrond de zaten staan.