| |
| |
Twee Levensverhalen over Idesbald van der Gracht
Van Zieleghem spreekt altijd van den Zaligen Idesbaldus. Hector Claeys daarentegen van den Zaligen Idesbald. Van Zieleghem, op weinig uitzonderingen na (b.v. Rodolf, bl. 65, Diederik, bl. 18, Willem, bl. 17), geeft aan al de doopnamen, zelfs aan de Germaansche, eenen Latijnschen uitgang. Hij zegt Baldewinus, bl. 51, 89, Godefriedus, bl. 53, Lambertus, bl. 65, Gerardus, bl. 43; Bernardus Campmans, bl. 70, Carolus De Visch, bl, 73, Robertus, bl. 8, 33, 27, Guillelmus, bl. 72, enz. Dat zijn nochtans altemale echt Germaansche namen. Hector Claeys gaat veel redelijker te werke. Ongermaansche doopnamen zet hij gewoonlijk op zijn Dietsch, als ze eene algemeen gangbare Dietsche gedaante hebben, b.v.
| |
| |
Philip Bonte, bl. 113, Pieter du Corron, bl. 113, Adriaan Meuleman, bl. 114. Germaansche namen echter laat hij, over 't algemeen, Germaansch blijven. Zoo moet het zijn ook. Waarom toch Dietsche doopnamen, in Dietsche boeken, in 't Latijn gaan zetten? Eenige keeren heeft Claeys die wet overtreden: Bernardus, bl. 48, 49, 50 enz. Anthelmus, bl, 41, 42, 45, 56, Wulfricus, bl. 32, Roggerus, bl. 32, Albericus, bl. 176.
| |
Ongangbare woorden:
‘Binst,’ Claeys, bl. 100, 140, Van Zieleghem, bl. 75.
Het woord binst zit hedendaags in de volkstale bij West- en Oostvlamingen; uit middeleeuwsche oorkonden en wierd het nog door niemand opgeteekend; in andere Dietsche gouwspraken is het ongebruikt; daarenboven, het maaksel en is niet te wettigen. Daarom moeten de Vlamingen dat woord laten varen. Vgl. Muyldermans, Bijdragen tot Taal- en stijlzuivering.
| |
Ongangbare uitdrukkingen:
‘Om ter liefst,’ Claeys, bl. 73. Zoo zegt insgelijks K. De Bruyne, in Nederlandsch Museum, 1892, bl. 68: ‘waar alles om ter best geregeld was.’
In De Bo's Idioticon staat er als volgt: ‘Ter. De Hollanders zeggen om het meest, om het langst, om het best, enz. In plaats van het stellen wij ter: om ter best. Om ter meest schreeuwen. Om ter langst loopen. Om ter hoogst klimmen. Om ter schoonst zingen. Om ter zeerst werken. Om ter voorst werpen. Om ter leelijkst hellebekken, enz.’ Wie zegt er wel? Zijn het de Nederlanders? Zijn het de Vlamingen? De Bo laat dat onverlet. Hoort wat Am. Joos dienaangaande gedrukt heeft in Taal- en Letterk. Mengel. 3de reeks, bl. 80: ‘Om te blijdst, om ter blijdst zegt het (Vlaamsche) volk. Zou het wel uit te leggen zijn? .. Ik schreve om het blijdst. Misschien heeft 't (het) aanleiding tot te en ter gegeven. Daar waar duidelijk misverstand of onwetendheid gewerkt heeft, moet de volkstaal zoolang mogelijk verbeterd en terechtgewezen worden.’ Am. Joos heeft gelijk,
| |
Misbruikte woorden:
Wegens. - ‘Eene krachtige bescherming van wegens den Zaligen Idesbaldus,’ Van Zieleghem, bl. 81. ‘Van wegens gezeiden Postulator,’ Van Zieleghem, bl. 127.
| |
| |
Hier moeste 't vanwege zijn, in één woord. Vgl. J. Muyldermans, Bijdragen tot Taal- en stijlzuivering, bl. 308.
Bij. - ‘Bij twee drie dagen kom ik u nog eens bezoeken,’ Claeys, bl. 35.
Het woord ‘bij’, met dien zin, staat in De Bo's Westvlaamsch Idioticon en in Tuerlinckx, Hagelandsch Idioticon. In andere oude of nieuwe woordenboeken en hebbe ik het niet gevonden, zelfs niet in het Mnl. Wrdb. Dat is spreek- en streektale. De boektale zegt: binnen, oftewel na twee, drie dagen.’
Aan. - ‘De abt weigerde aan zijn verzoek toe te stemmen,’ Claeys, bl. 42.
In 't Dietsch zegt men: aan een verzoek gehoor geven; in een verzoek toestemmen.
Werpen. - ‘Dat zij met een levend geloof, eene vaste hoop en eene brandende liefde, alle (= al) hunne gedachten zouden werpen op den Heere,’ Claeys, bl. 96.
In stêe van ‘werpen op’ zou het moeten zijn: vestigen op; richten tot; verheffen tot.
Van. -‘Die hem aanrieden van zoovele niet weg te geven,’ Claeys, bl. 77. ‘Des besloot hij van zelf naar Rome te gaan,’ Claeys, bl. 87. ‘(Het was eene) groote eer van in Pauze 's (= in 's Pauzen) naam te mogen optreden,’ Van Zieleghem, bl. 51. ‘Gelukkig van zoo eene meerdere gelijkenis met zijnen Verlosser te mogen hebben,’ Van Zieleghem, bl. 57.
In al die zinsneden is het woordeken ‘van’ overtollig en ontleend aan het Fransch spraakgebruik. Immers ‘zooveel niet weg te geven’ en ‘zelf naar Rome te gaan’ is rechtstreeksch voorwerp van ‘aanraden’ en ‘besluiten’; daarom en kunnen die zindeelen niet ingeleid worden door ‘van.’ - ‘in 's Pauzen naam te mogen optreden’ is onderwerp van het werkwoord ‘was’; daarom en kan het door ‘van’ niet ingeleid worden. - ‘Eene meerdere gelijkenis met zijnen verlosser mogen hebben’ is hier hetgene de spraakkunst ‘bepaling’ noemt van ‘gelukkig.’ Welnu, is de bepalinge van een bijvoegl. naamw. een werkwoord in de onbepaalde wijze, dan wordt dat werkwoord gewoonlijk ingeleid door te (b.v. Hij was gelukkig, alzoo eene meerdere gelijkenis met zijnen verlosser te hebben; zijt zoo goed, mij te laten weten); dikwijls door om te (b.v. Hij stond gereed om te
| |
| |
vertrekken); somtijds door met te (b.v. Hij was bezig met zijn geld te tellen); ondertusschen door met (b.v. Hij was bezig met bidden); in enkele gevallen ook - naar Zuiddietsch en algemeen middeleeuwsch gebruik - door om (b.v. zwaar om dragen; moeilijk om zeggen); nooit echter - ingoed Dietsch - door van te (b.v. ik ben blijde van u te zien; zijt zoo goed van mij te laten weten; enz. Dat is eene Fransche wendinge).
| |
Ongewone verhaaltrant:
‘Als zij nu in Ter Duinen aangekomen waren en de redenen van hunne komst aan Robrecht veropenbaard hadden, zoo is hij (beter: zoo is deze) om de dood van zijnen geestelijken vader zeer bedroefd geweest, welke droefheid nog vermeerderde als hij zag dat hij zijne beminde zonen moest verlaten. Maar zijne allermeeste pijn was te zien de groote droefheid van alle de moniken (beter: was, de groote droefheid te zien van al de moniken).... Edoch, ziende dat hij moest vertrekken, heeft hij hen getroost.... En hij is alzoo naar Clarendale vertrokken. Als hij nu daar toegekomen was, heeft hij beginnen (=begonnen) met zich te ontschuldigen....’ Claeys, 66.
Wat is er ongewoons in dien verhaaltrant? Het aanwenden van den volmaakt verleden tijd (is hij bedroefd geweest; heeft hij hen getroost; heeft hij begonnen) in stêe van den onvolmaakt verleden tijd (was hij bedroefd; troostte hij hen; begon hij). Immers, het Dietsch bezigt den zoogenaamden onvolm. verl. tijd, niet alleenlijk daar het Fransch zijnen Imparfait bezigt, maar ook daar het Fransch zijnen Passé défini bezigt. In middeleeuwsche oorkonden vindt men reeds, doch tamelijk zelden, den volmaakt verleden tijd nevens den onvolmaakt verl. tijd. b.v. Des ander dages es hi opgestaen Torec ende wapende hem saen’ Lanceloot III, 24658. ‘Mettien heefti tswaert verheven ende gheraectene,’ Walewein 1631. In sommige boeken der jaren 16- en 1700, is de volm. verleden tijd de gewone tijd des verhaals geworden; het Latijn, dat toen als de moedertale gold bij een groot getal dier boekmakers, zal daar veel toe gedaan hebben: het Latijnsche profectus est, b.v., bediedt even wel: hij vertrok, en: hij is vertrokken. Wat er ook van zij, de onvolm. verl. tijd is tot heden toe, in spreek- en boektale, de gewone tijd gebleven; en Hector Claeys gebruikt veel te dikwijls den volm. verleden tijd. Z.b.v. nog bl. 37, 38, 42, 47, 51, 55, 65, 66, 67, 68, 87, 95, 96, 97, 108, 123, enz.
| |
| |
| |
Misbouwde volzinnen:
‘Dewelke (kleederen) nogtans in stukken hebben gesneden geweest om het lichaam te bezichtigen’ Claeys 114. |
= Om het lichaam te laten bezichtigen. |
‘Zijne bezigheid was bidden en handwerk’ Van Zieleghem, 31. |
= Was bidden en handwerk doen. |
‘De vlaamsche burgerijen meer dan de edellieden’ Claeys, 24. |
= De vlaamsche burgers meer dan de edellieden. |
‘Maar God verhoorde zijne dienaren met beproeving die hunne verdiensten moest vergrooten’ Van Zieleghem, 55. |
= Met hun eene beproeving over te zenden die... Men kan wel iemand of een gebed verhooren met welwillendheid, maar met... beproeving? |
‘Alwaar hij (Robrecht), met eene groote droefheid van al de moniken, in den Heere ontslapen is’ Claeys, 72. |
= Onder groote droefheid vanwege al de moniken. |
‘Ik denk op die billijke vraag niet beter te kunnen antwoorden, dan hier de woorden aan te halen van....’ Claeys, 101. |
= Dan met hier de woorden aan te halen. |
‘Eenieder is nog indachtig de luisterlijke feest en prachtigen stoet waarmede...’ Van Zieleghem, 113. - ‘Deze plaats geheel geschikt tot het gebed en onderhandeling met God’ Van Zieleghem, 31. - ‘De moniken bewonderden de deugden en heilig leven van...’ Van Zieleghem, 126. |
= De luisterlijke feest en den prachtigen stoet. - Tot het gebed en de onderhandeling. - De deugden en het heilig leven. |
‘Idesbaldus doorreisde steden en dorpen in volle ophitsing ‘Van Zieleghem, 47. |
Wie was er in ophitsing? Idesbald? Daarenboven, ‘ophitsing’ en is hier het goede woord niet: = doorreisde steden en dorpen die in vollen opstand, of, die in vollen oproer waren. |
| |
| |
‘De komst der vorstin had eene talrijke menigte van alle gewesten aangelokt, deels uit nieuwsgierigheid, maar bovenal om Gods wonderwerk te vereeren en zijnen dienaar te aanroepen’ Van Zieleghem, 79. |
Die volzin is zoodanig gebouwd, dat de komst moet opgevat worden als de werkinge doende niet alleenlijk van aanlokken, maar ook van nieuwsgierig zijn, van vereeren en van aanroepen!! Belet nog: uit nieuwsgierigheid en om te vereeren; het hadde moeten tweemaal ‘uit + zelfst. naamw.’ zijn, oftewel tweemaal ‘om te + werkwoord.’ |
| |
Franschachtige zinbouw:
‘Heeft hij hen zeer hertelijk gebeden dat zij altijd zouden gedachtig wezen hunne beloften die zij aan God opgedragen hadden’ Claeys, 96. |
= Dat zij altijd hunne beloften zouden gedachtig wezen, die zij... |
‘Zoohaast Fulco te zien kwam de nederigheid en de eenvoudigheid der gebouwen, de onvruchtbaarheid van den grond, de hardheid...’ Claeys, 44. |
= Zoohaast Fulco de nederigheid kwam te zien en de eenvoudigheid der gebouwen, de onvruchtbaarheid... |
‘Nog meer betrachtte zij in hem te doen ontwikkelen den waren christen die God en zijne kerk tot eer zou strekken, Van Zieleghem, 8. |
= In hem den waren christen te doen ontwikkelen, die God... |
‘Onmogelijk te beschrijven den spijt, dien zijn afscheid verwekte’ Van Zieleghem, 23. |
= Onmogelijk den spijt te beschrijven, dien zijn afscheid verwekte. |
‘Ga, zegde hij tot den zendeling, zet voort uwe apostolische reizen’ Van Zieleghem, 49. |
= Zet uwe apostolische reizen voort. |
‘Hieraan gevolg gevende, hebben wij overlegd het zalig en lofweerdig leven van denzelfden heiligen man’ Van Zieleghem, 56. |
= Hebben wij het zalig en lofweerdig leven overlegd van... |
| |
| |
‘Eenieder is nog indachtig de luisterlijke feest en (den) prachtigen stoet waarmede....’ Van Zieleghem, 113. |
= Is nog de luisterlijke feest enden prachtigen stoet indachtig, waarmede... oftewel = is nog de luisterlijke feest indachtig en den prachtigen stoet waarmede.... |
Belet wel: wij en zeggen niet dat de zinbouw, in bovenstaande reken, louter Fransch en ondietsch is. Te allen tijde, en vroeger nog meer als nu, komt men dergelijke wendingen tegen in Dietsche boeken. Gemeenlijk nochtans, behalve in gebonden rede, kwetsen zij hedendaags ons taalgevoel. Geen twijfel, of de Vlamingen die zulke zinsneden te boeke stellen, en doen het maar omdat ze met voorbeelden van Franschen zinbouw in hun hoofd zitten. Daarom noemen wij zulken zinbouw franschachtig. De Nederlanders kunnen dat ook, te weten in het Fransch denken; misschien echter heeft het beoefenen van het Engelsch daar insgelijks toe bijgedragen om den Nederlanders te doen drukken als volgt: ‘Bovendien ontstaat door het stemmen over allerlei onderde(e)len het gro(o)te gevaar, dat het ten slotte aangenomen ontwerp zal wezen een waar monstrum’ uit Voorstellen tot vereenvoudiging van onze spelling en verbuiging, door F. Buitenrust, Hettema enz. Zwolle, 1893, bl. 3. ‘Misschien voelt het bestuur en vooral de voorzitter nu wel berouw, dat men met de goede gewoonte om schilders, als de Marissen, Neuhuys, Weisenbruch, uitstel van inzending te geven, gebroken heeft (= afgebroken heeft) en zullen zij nu inzien dat zij daarmede alleen benadeelen hun tentoonstelling.’ Uit Nederlandsche Spectator, overgedrukt in Het Belfort, 1893, tk 9 en 10, bl. 230. |
Alzoo ook zijn de doodberichten, bij de Vlamingen, op Franschen leest geschoeid: ‘N.N. laten u met groote droefheid weten de dood van...’ Waarom, ten minste, niet gezet ‘laten u met groote droefheid het afsterven weten van...? |
| |
Louter fransche zinbouw:
‘Te Gent, in de kapel van het gesticht Sint Antonius, ziet men....’ Van Zieleghem, 170.
De nieuwsbladen spreken dagelijks van ‘zaak Tremblié; zaak Courtois; Museum Castan; Circus Wulff; feestdag Jeanne d'Arc; het standbeeld De Haerne; het standbeeld Ledeganck; het monument Van Hove; de wet Coremans; het voorstel De Vriendt; het stelsel Kneipp; vrede Sint Willebrordus; de hofstêe Dal’ en andere schoone dingen!! Het ergste is, dat zulke afschuwelijkheden ook in de boeken geraken. Alzoo staat er in Voorstellen tot vereenvoudiging van onze spelling en verbuiging door F. Buitenrust, Hettema enz. Zwolle, 1893, bl. 3: ‘In de volgen- | |
| |
de bladzijden biedt hij een ontwerp aan tot vereenvoudiging van het Stelsel-De Vries en Te Winkel.’ De verslagen der Vlaamsche Taalvroedschap, 1891, bl. 348, spreken van ‘een nieuw fragment, dat het fragment-Daems zal dienen te heeten.’
't En zegt nog niemand: de kerk St. Pieter (l'église St. Pierre), den toren Eiffel (la tour Eiffel), Berg St. Amand (Mont St. Amand), Bergen St. Winok (Bergues St. Winoc), in stêe van; de Sint-Pieterskerke, den Eiffeltoren, Sint-Amandsberg, Sint-Winoksbergen. 't Is te verwonderen. Doch, het zal wel komen. ‘Molenbeek sint Jan’ hebben wij al gezien, zwart op wit.
('t Vervolgt)
J. Craeynest
|
|