Mingelmaren
IN eene lezensweerdige bijdrage over de vrije Friezen en de Standfriesen, waarin Johan Winkler zijne landgenooten opwekt om als Standfriesen volgens hunne eigene zeden en gebruiken, de eigene inrichting van hun veld en akker, huis en hof, van heel hun bedrijf, in de volkseigene richting van geest en hert te leven, doet hij ons eenen Standfries kennen, namentlijk Wytse Fons thoe Hesens, den nederigen bolleman van Franeker:
‘Het geslacht Fons behoorde tot den oudsten adel in Friesland, en had zijn stamhuis te Iorwerd. Dit geslacht is uitgestorven in den jare 1767 te Franeker. Ik heb in mijne jeugd veel aangaande de beide laatste leden ervan hooren verhalen, van den zoon echter meer dan van den vader Lieuwe Fons; en nu doet het mij leed dat ik er mij niet op toelegde om meer te weten, en het aan te teekenen. Beiden hadden bij opvolging het stedelijk ambtje, om eenen springstier te mogen houden, ten dienste der omwonende kleine boeren, en vonden hierin een sober bestaan. In alles leefden zij met de zeldzaamste zucht voor zelfstandigheid en onafhankelijkheid, stout op hunne afkomst. Toen de vader op sterven lag, verlangde de zoon, dat de zieke zoude opstaan. War dy, Heite! zoo zeide hij, War Dy! fen ûs folts is nimmen op bed stoarn. Weer u, vader weer u! van ons volk is niemand op bed gestorven. De zoon had tot spreekwoord: Der is nin swieter swiet as rejear en bihear; mar ek nin swiet, det sa gau oan 't gestsjen giet. Daar is geen zoeter zoet dan regeer en beheer; maar ook geen zoet, dat zoo spoedig gaat gisten. Hij beperkte zijn beheer tot zijn bul. Hij nam nooit eenig geschenk aan, behalve jaarlijks een haas van de jacht der familie Goslinga; ook ging hij eens in het jaar op het slot te Dongjum bij dezen te gast, waar hij ieder, die aan tafel kwam, de freules zoowel als de gasten, bij den doopnaam noemde. Eens trok hij door zijn voorkomen de aandacht van Prins Willem den IVden, en toen deze hem vroeg wie hij was, antwoordde hij: Wytse Fons, edelman fen Frjentsjer, edelman van Friesland en bolleman van Franeker. Des Prinsen moeder, de Vorstin Maria Louisa, de welbekende Maryke min, wenschte dien zonderlingen edelman in persoon te leeren