Oud avondgebed
DE dag die is voorbij, o Heer, de nacht komt aan.
O Heer, vergeef het mij wat ik U heb misdaan,
O Heer, vergeef het mij dat ik toch zooveel zonden
Helaas, op dezen dag, heb in mijn hert bevonden.
Dat ik U dezen dag zoo kwalijk heb geeerd,
Zoo weinig goeds gedaan, en zooveel kwaads begeerd;
Zoo vele deugd verzuimd, zoo traag in goede werken
En zonder, lieve God, mijn zonden aan te merken,
Dat ik nog dezen dag ten einde heb gebracht
En weinig, goede God, op uw gebod gedacht.
Dat ik van gansch den dag, den loop van gansch mijn leven,
Zoo weinig voor den dienst van God mij heb begeven,
Ja, voor dit alles is 't dat ik mijn schuld beken.
Ik weet, o Heer, hoe veel ik U verbonden ben,
Ik weet, daar zal een dag verschijnen voor mijne oogen,
Een leste dag, dien nooit de nacht zal volgen mogen,
Een dag dat nimmermeer de zon mij zal beschijnen,
De dag der eeuwigheid die nimmer zal verdwijnen.
Tot rust heb gij voor ons, o God, den nacht geschapen,
Om 't zwakke vleesch te voên en om gerust te slapen.
Als ik te bedde ga, met zoeten slapenslust,
Dan bid ik, goede God, geef mij een weinig rust;
Laat mij, inwendig, zijn in stille rust bevonden,
Ik vraag vergiffenis voor alle mijne zonden.
Dat ik niet slapen ga met een besmet gemoed,
| |
Hetgeen de ziel, o Heer, toch zoo veel hinder doet.
O Heer, neem dan van mij de zwaarmoedige droomen,
Die dikwijls in den nacht de zinnen overkomen,
Opdat ik, dezen nacht, tot aan den laatsten dag,
Door U, mijn lieve God, gerust inslapen mag.
De slaap maakt mij gelijk aan dood en zonder leven;
Ons bed gelijkt een graf waarin wij ons begeven.
Bevrij mijn lieve ziel dan toch van smet en pijn,
Wanneer ik door de dood zal weggenomen zijn.
Nu lig ik in mijn bed, nu rusten mijne leden,
Dat ik zoo in het graf eens ruste in eere, in vreden
Wanneer mijn levensloop, o Heer, dan is voorbij,
En alle lichaamskracht versterven zal van mij,
Wil in die zwakheid, Heer, mij uwe sterkte geven.
En gij, o goede God, wees in de dood mijn leven;
Opdat, na dezen nacht, mij eens de klare dag
Voor alle eeuwigheid, o Heer, verschijnen mag:
De dag die mij met u ten Hemel zal verzamen
Beschijne mij met 't licht van uwe goedheid. Amen.
Opgeteekend door A.J.M. Janssens
|
|