‘Sla maar de Wdl. op of Van Dale of Kramers: langswaar is er niet in te vinden.’ Welneen, gelijk vele vlaamsche woorden, waarvan er nu eenige, veel te weinig in het groot woordenboek uit De Bo of Loquela opgenomen worden. Ten anderen, Kramers verstaat waarlangs in den zelfsten zin als de Vlamingen; hij vertaalt het immers: le long duquel... en niet: par où, dat hij vertaalt: waardoor, langs welken weg.
Maar Kiliaen kende reeds: langhs hier, hàc; langhs daer, illàc; langhs waer, quà.
‘Het Nederlandsch zegt immers uitsluitend waarlangs’; het heeft ongelijk het deugdelijke langswaar uit te sluiten; het is immers gevormd gelijk alwaar, dat de zelfste beteekenisse heeft, en door Kiliaen reeds opgenomen is; al hier, al daer, al waer, hac, illac, qua; en gelijk van waar, naar waar, naar hier, naar daar, die alle in twee woorden geschreven worden, waaruit men zou kunnen besluiten dat langswaar ook beter langs waar geschreven wierde, omdat beide woorden hunne kracht behouden.
‘Ledeganck heeft beter geweten dan zijne langenooten: ‘De dichterharp in hand, waarlangs mijn vingrenvlogen.’ en: ‘een weg... tot aan Germanjes stroom, waarlangs uw handel zweeft op vleuglen van den stroom.’
(Aan Antw. 4o en 15o str.)
Hij heeft wel geweten, gelijk zijne landgenooten, maar niet beter, niemand zou hier langswaar schrijven. Anderen kennen ook waarlangs, b.v. Muskeyn:
daar is 't pad Waarlangs zijne moeder hem naar 't kerkjen leidde.
(Onze dichters, bl. 100.)
Zoo ook Dr Am. De Vos:
‘Gij hoort hoe 't volksgeroep de duinen dreunen doet, Waarlangs de laatste bliksems branden.’
(Ibid. bl. 216).
Schrijft N. Beets (Gedichten 1. bl. 12): ‘Koud, ijskoud is uw wang waar langs geen traan komt leken’, geen West- Vlaming zou anders schrijven.