Uit het Oude
WIJ hebben in de twee vorige nummers kennis gemaakt met de gedichtjes, die bij onze brave landslieden zorgvuldig bewaard blijven, ja, somtijds met eerbied omlijst aan den muur hangen; maken wij nu kennis met de gedichten die nog leven in hunnen mond. De goede vrouwe, die mij haren dichterschat heeft opengelegd, weet honderden verzen op te zeggen van het spel van Barbara, dat zij in hare jeugd nog heeft zien spelen in eene boerenschuur. Doch daar en gaan we niet bij stil blijven. Veel belangwekkender is het de gedichten op te sporen die met het leven der landslieden verbonden zijn. Daar zullen wij de oude vlaamsche zeden, in al hunne zuivere eenvoudigheid, in al hunne heilige dichterlijkheid, zien herleven. Doch het is beter dat ik hier zwijge en vrouw S. Weyn zelve late spreken. Daarom schrijf ik hier letterlijk af wat zij voor mij heeft willen op papier zetten.
‘Oud gebed dat onze vlaamsche voorouders lazen, als zij des avonds voor de leste maal rond hun hof gingen, om te zien of alles in ruste was. Jammer dat dit schoon gebruik bijna teenemaal verdwenen is, jammer dat onze vlaamsche zeden teenemaal te niet gaan. Gave God dat er een leger vlaamsche strijders mocht optreden, om die schoone oude gebruiken weder te doen herleven 1’