1894 beschreven hebben. 't Is eigentlijk Lodewijk Strubbe-Lammens, een andere zoon van Strubbe-Boone, die den gouden penning van Antoninus Pius door eenen mol zag uit den grond steken, hem opraapte en sedert dien weigerlijk bewaard hield. Volgens zijne getuigenis, heeft men ten tijde zijner ouders, herhaalde malen, oude muntstukken rond de zelfste plaats ontdekt. Doch hij en weet niet welke opschriften zij droegen. Gemelde hofstede, eene der oudste van Aertrycke, draagt het jaartal 1666.
***
In den brief uit Antwerpen bl. 249, 4de regel, is Cohen waarschijnelijk kwalijk aangehaald. Ons dunkens zou men moeten lezen ‘bij Henry Cohen bl. 323, tk 359’: daar immers staat er uitleg over het Werveeksche goudstuk.
Stippen wij hier nog aan dat Cohen de kortbondige beschrijving geeft van 451 gouden of zilveren muntstukken van Antonius Pius, die allen in het een of het ander verschillen; daarna meldt hij nog meer dan 500 bronzen penningen van den zelfsten keizer, die ieder ook hunne bijzondere kenmerken hebben. Er bestaan evenveel geldstukken van andere Romeinsche keizers. Dit bewijst dat de kunst-nijverheid van het munteslaan te dien tijde ontzaggelijk meer uitgebreid was als in de volgende eeuwen.
H.R.