Biekorf. Jaargang 6(1895)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ochtendregen DE lucht hangt vol met dikken smoor in de eerste morgenstonde, en 't schijnt dat ééne wolke maar en dekt de hemelronde. Met moeite komt de keukenrook de kaven uitgewenteld; hij'n stijgt niet op, maar zakt en zinkt de straten langs, en drentelt. Een bende zwarte kraaien tiegt het zuiden in, al krassen, terwijl de honden, ketenvast om volle vrijheid bassen. Het regent, stille, stille; ik hoor, door 't venster, dreupels vallen op steen en dak, en blad en blom, bij honderdduizendtallen. De boomen blijven lijdzaam staan; zij zien den winter naderen, maar pogen zelfs de dreupelen niet te schudden van hun bladeren. [pagina 333] [p. 333] Het regent rechte neerwaard; geen met storm bespannen wagen die voert, al schokken, over 't veld gescheurde watervlagen. Maar stille is 't boven, stil benêen, 't en roert niets, allerwegen; komt, luistert, door het venster, naar den lijzen ochtendregen. 21 October 95. Jer. Noterdaeme Vorige Volgende