| |
| |
| |
Vlaamsch in Normandiën
WIE met opmerkzaamheid de namen der steden, dorpen, gehuchten en casteelen van het oude hertogdom Normandiën, in Vrankrijk, gadeslaat, moet noodzakelijk getroffen zijn door het kenmerkend vlaamsch uitzicht, dat aan eenige dezer oordnamen eigen is. Zou het dan wel mogelijk zijn dat ons Vlaamsch in die verwijderde landstreken ook zijn spel zou gespeeld hebben? En waarom niet? De geschiedenis leert ons immers dat Vlanderen en de middeleeuwsche tijden in nog al innige betrekkingen met Normandiën moet geweest zijn. De vrouwe van hertog Willem, die in 1066 Engelland veroverde, was eene dochter van onzen grave Boudewijn V. Ja, mag men eenige geschiedschrijvers gelooven, dan zouden de vlaamsche krijgslieden een niet onaanzienlijk deel uitgemaakt hebben van het leger, waarmede Willem in Engelland te velde trok. In latere jaren, na de moord die op onzen gelukzaligen Karel den Goede gepleegd wierd, was het een kleenzoon van Willem den Veroveraar en van Mathilde Van Vlanderen, te weten Willem van Normandiën, die ons door den koning van Vrankrijk opgedrongen wierd. Misschien hebben wij nog een krachtiger bewijs, - maar 'k en weet niet of de geschiedenis daar gewag van maakt, - van de nauwe en duurzame banden die het oude Normandiën aan het vroegere Vlanderen snoerden. Daar zijn in Normandiën twee dorpen, nog al verre van elkander afgelegen, die den name dragen van Flamanville, het eene op 7 kilom. van Yvetot (Seine-Inférieure) en het andere op 26 kilom. van Cherbourg (Manche). Zou men niet genegen zijn daaruit te besluiten dat er in verschillige omstandigheden en op verschillige tijdstippen volksmenigten uit Vlanderen zijn opgetrokken naar het weinig bevolkte en weinig bebouwde Normandiën, en daar in gunstige oorden eene blijvende woonstede gevestigd hebben? Eene getuigenis daarvan hebben wij mogelijks ooks in Ypreville
(Seine-Inférieure). Zulke volksverhuizingen kunnen natuurlijk meer dan twee of drie maal
| |
| |
voorgevallen zijn; de Vlamingen kunnen even natuurlijk meer dan twee of drie plaatsen in beslag genomen hebben; zij kunnen mogelijks uitgebreide streken bevolkt hebben, zonder dat de oordnamenlijste daar rechtstreeksche getuigenis van aflegt. Is echter het vermoeden, dat hier uitgesproken wordt, gegrond, dan wordt het onmiddelijk verstaanbaar dat een zeker getal der Normandische plaatsnamen op eenen vlaamschen oorsprong zouden wijzen.
Daarom heb ik al de oordnamen van Normandiën, die ik heb kunnen vinden, nauwkeurig onderzocht, gewikt en gewogen, en ik wil hier in korte woorden uiteen doen, en trachten te staven het besluit tot hetwelk ik gekomen ben. Ik meen te mogen beweren dat eenige dezer namen kunnen van vlaamschen oorsprong zijn; doch, met uitneminge van een, die er gansch jong uitziet, is het mij onmogelijk dit met volle zekerheid te bewijzen. De groote reden waarom het mij onmogelijk is vaste gevoltrekkingen te doen, is dat mij vaste grondslagen, te weten de oudere vormen der behandelde namen, gansch ontbreken. Niettegenstaande de onzekerheid der gevolgtrekkingen, scheen het mij belangrijk dit vraagpunt eens in het midden te brengen. Misschien mag het anderen, die over, mij ontbrekende middelen beschikken, een spoorslag zijn tot nadere navorsching en toelichting dezer duistere zake. Ik wijs hier, in het voorbijgaan op het mij ontoegankelijke werk van Joret: Caractères et extension du patois Normand, waar ook de oordnamen behandeld zijn.
Vooraf moet ik doen bemerken dat ik hier vlaamsch neme in zijnen eigentlijken zin, te weten onze tale, op het tijdstip dat zij reeds den klankstand en woordgedaante aangenomen had, die haar in de middeleeuwen kenmerkten en heden nog in hare groote trekken, en doorgaans in het Westvlaamsch, kenmerken, en ze van alle andere germaansche talen afzonderen. Dit dagteekent van binnen de 11ste eeuw. 't En is bijgevolg geen sprake van woorden die kunnen hunnen oorsprong te danken hebben aan de Saxones Bajocassini, waarvan de heilige Gregorius van Tours gewag maakt; noch van het spraak- | |
| |
goed dat mag ingevoerd zijn 't zij door de Noordmannen, ten tijde hunner bezitneming van Normandiën, 't zij door de Engelschen, sedert de verovering van hun land. Dat deze laatsten in menigte naar het hertogdom zijn overgetrokken is gansch natuurlijk, en wordt bewezen door de drie plaatsnamen Anglesqueville (Seine-Inférieure) en de twee Englesqueville (Calvados). In een of ander geval kan het moeilijk zijn te onderscheiden aan welk een dezer volkeren een naam moet toegeschreven worden.
De vlaamsche woorden, wier bestaan in de Normandische oordnamen mogelijk is, zijn de volgende: beke, bosch, dal, huis en steen. Ik bespreke de eene achter de andere. Ik stelle vast wat die woorden, in de middeleeuwen, bij onze franschsprekende geburen geworden zijn, en vinde dat zij onder den zelfsten vorm in Normandiën voorkomen.
| |
Beke.
Het westgermaansche baki, waaruit ons beke, beek, is al vroeg overgenomen in de franschsprekende streken, waar de Germanen in grooter getal ingevallen zijn, namelijk in de noordergouwen van Vrankrijk en in de belgische provinciën Henegouwen en Braband. Evenals het volkslatijnsche pake (cl. pacem) in het Fransch overging tot paiz, pais, paix, zoo wierd het germ. baki, mogelijks door bake, tot bais, baix, zooals in vele oordnamen te bespeuren is: in Braband: Corbais (vgl. Corbeek-Dyle en Corbeek-Loo), Glabais (vgl. Glabbeek-Suerbempde), Marbais (vgl. Meerbeek, Brab. en Meerbeke, Oost-Vland.), Orbais (vgl. Oirbeek,) enz.; in Henegouwen Marbaix, Molembaix en Moulbaix (eertijds Molembais, vgl. Molembeek, Brab. en Meulebeke, West-Vland.) enz.; in 't Noorden van Vrankrijk: Marbaix, Wambaix (vgl. Wambeek, Brab.), enz.
In de middeleeuwen is ons woord beke, uit baki, weder door onze geburen ontleend onder de vormen be(c)que en becq. Onder den vorm becque, vinden wij het b.v. in Braband: Becquevort, Rebecque-Rognon; in 't Noorden van Vrankrijk: Bousbecque, Bambecque, Escobecques, Morbecque, enz.; alsook in de verfranschte eigennamen
| |
| |
Delbeke, Delbèque, Delebecque. Zelfs wordt in het Noorden van Vrankrijk het woord becque, als gemeen zelfst. nw., gebruikt, in den zin van ons beke, beek. Onder den vorm becq, vindt men het veelvoudig in Henegouwen: Everbecq, Gibecq, Hellebecq, Wannebecq, enz., in Brabant: Clabecq; in 't Noorden van Vrankrijk: Esquelbecq (Nord), Robecq en Rebecq (Pas-de-Calais). Zoo ook in de geslachtsmannen Delbecq en Hollebecq,
Welnu in het land van Normandiën vindt men twintig plaatsnamen samengesteld met het woord bec, becq, dat aan het vorige becq schijnt te beantwoorden; eenige voorbeelden: Orbec (vgl. Orbais en Oirbeek in Braband) Clarbec, Annebecq, Mobecq, Varenguebec, Caudebec, Bricquebec, Bolbec (eertijds ook Bollebec, vgl. Molhem-Bollebeek en Bollebeek onder Brusseghem-Ophem-Ossel, beide in Braband), Houlbec-Cocherel en Houlbec-près-le-gros-Theil (vgl. Hollebeke in West- Vland.), enz. Dat dit bec, becq eigentlijk een gemeen zelfst. nw. is, blijkt uit het gebruik van het lidwoord, in samenstellingen zooals S.-Martin-du-Bec en Le Bec-Hellouin.
| |
Bosch.
Uit het volkslatijnsche boscus, buscus ontsproot regelmatig het gemeen fransche bois, dat inzonderheid ook normandisch is, of toch was, reeds in de elfste eeuw, zooals blijkt uit het vers van de Chanson de Roland:
Entr'els nen ad ne pui ne val ne tertre, Selve ne bois.
Dit bois komt in eenige oordnamen der normandische streek te voorschijn; doch daarnevens vinden wij een overgroot getal namen, die samengesteld zijn met bosc of bosq, instêe van bois. Deze namen zijn over geheel het oude Normandiën verspreid; meest komen zij voor nochtans in de huidige departements van: Seíne-Inférieure, Eure en Calvados, doch ook in de departements Orne en Manche, Eenige voorbeelden zullen genoegen: Le Bosq, op Commes-Briquebosq, La Neuville-du-Bosq, Le Bosc-Renoult, Bosc-Geffroy, Bosc-Mesnil, Neufbosc, Auzouville-Auberbosc, S.-Martin-au-Bosc, enz. enz. Welnu, dit bosc, bosq, beantwoordt aan het vlaamsche bosch, wiens middeleeuwsch
| |
| |
fransche weêrgade gevonden wordt in Bosc, op Acquin (Pas-de-Calais), in Meinier Bosc (op Roquetoire, ten jare 1219) en in de verfranschte geslachtnamen Dubosch, Dubosc, Dubosq, Duboscq, Delbosc. - Verder zij bemerkt dat men ook eens busc tegenkomt, te weten in Bornambusc (Seine-Inférieure), Dit busc kan beantwoorden aan het Westvl. busch, bijvorm van bosch. - De uitgaande c of q, zooals dit wel te verwachten was, valt in eenige namen uit voor eenen medeklinker: Bosguérard-Marcouville, Bosgouet, Bosrobert, enz. (Eure), Bus-St.-Remy (Eure). Vgl. hiermêe Bousbecque, dat wel gelijk is aan Boschbeke. - Het bestaan van bosc, bosq als gemeen zelfst. nw. wordt insgelijks bevestigd door het gebruik van het lidwoord in Le Bosc, S.-Martin-au-Bosc, enz.
| |
Dal.
Ons dal, benevens de dativgedaante dale, wordt in het middeleeuwsch Fransch wedergegeven door dal, dale. Zoo vondt men eertijds Le dale als oordnaam in Pas-de-Calais. Heden nog bestaat Dippendal, vroeger (in de jaren 1300) Dyeppendale, als casteelnaam te Bouquehaut (Pas-de-Calais). Hiertoe behoort misschien ook Nordal, vroeger Nordale, op Acquin (Pas-de-Calais). Men vindt nog den geslachtsnaam Deldal, en in de middeleeuwen wordt van Dale of van den Dale in het Fransch overgezet door de le Dale.
In het departement van de Seine-Inférieure vindt men eenige namen uitgaande op dalle, die met de vorige mogen vergeleken worden. Dieppedalle en S.-Vaast-Dieppedale doen onmiddelijk aan ons diependale denken. Deze vergelijking mag gegrond zijn; nochtans is het mogelijk dat de stadsnaam Dieppe deel maakt van de samenstelling dezer woorden. In allen gevalle blijft hier vlaamsche invloed waarschijnlijk, niet alleenlijk om reden van het tweede deel dalle, maar ook om reden van den samenstel zelve van den naam, daar eene woordvorming als Dieppedalle, voor Dal(le)-de-Dieppe (?) in het Fransch tot de onmogelijkheden behoort. Croixdalle geeft aanleiding tot de zelfste beredening. Daarnevens komen nog Bruquedalle en Oudalle.
| |
| |
Op Dieppe ligt een casteel dat den name draagt van Rosendal, en op 5 kilom. van Dieppe, te Rouxmenil-Bouteilles, een ander met name Rozendale. Deze twee naamgedaanten zijn toch wel echt vlaamsche; maar zij schijnen mij te wel bewaard, om van vlaamschen invloed in vroegere eeuwen te getuigen. Waarschijnlijk zullen zij wel in onze tijden, 'k en weet niet hoe, ingevoerd zijn. Dit vermoeden schijnt te meer gegrond, doordien dat de twee casteelen wel behooren of toch in 1886 behoorden tot eenen zelfsten eigenaar, wiens naam ik eerst Lachambre, en dan La Chambre geschreven vind, in den Annuaire-Almanach du Commerce Didot-Bottin van het jaar 1886.
| |
Huis en Steen.
De germaansche ai, die in het volkslatijn niet gekend en was, is, in de vroeg ontleende woorden, in het romaansch a geworden, b.v. germ. haim-, ofr. ham, waaruit hamel, later hameau. Zoo moest ook het germ. stain-, waaruit ons steen, in het fransch (e)stan worden, en alzoo hebben wij Estanfort, Stanfort voor en nevens Steenvoorde, en daarom en aarzel ik niet het henegouwsche Stambruges (eertijds ook Estambruge geschreven) met ons Steenbrugge te vereenzelvigen.
Maar in latere tijden, alswanneer Stain- reeds tot steen overgegaan was, dan wierd dit dietsche woord in het Fransch dikwijls wedergegeven door (e)stain. Zoo vinden wij den naam van het henegouwsche Steenkerque in de middeleeuwen geschreven Estainkierke, Stainkerke, enz. Overblijfsels daarvan zijn wel de namen der gemeenten Estaimpuis (gesproken als Etaimpuis) en Estaimbourg, beide in de provincie Henegouwen.
Welnu, in het departement van de Seine-Inférieure bestaan Etaincmare (casteel), dat ik niet verder en weet te verklaren; Etaimpuis, dat evenals Estaimpuis in Henegouwen, wel een vlaamsch Steenput zal verbeelden, met vertaling van het tweede lid; en Etainhus, dat wel aan een vlaamsch Steenhuis kan beantwoorden (vgl. Steenhuyze, in Oost-Vlaand.). Dat het middeleeuwsche huus door hus verbeeld zij, is gansch natuurlijk; zoo is
| |
| |
het ook in het noordelijk fransche en henegouwsche pacus, pachus, vroeger ook paquus geschreven, beteekenende magasin, en dat een vlaamsch pakhuis vertegenwoordigt. - De s voor eenen sluitklank is in het fransch verdwenen rond de jaren 1100. Daar de s van de hiervoren genoemde normandische oordnamen met étain verstomd is, moeten wij veronderstellen dat zij rond dien tijd reeds ingevoerd waren.
Nog eenige oordnamen uit Normandiën hebben een min of meer vlaamsch uitzicht. Bij voorbeeld: Heuland, vergeleken met Hoogland (op Werchter) en Hooland (op Nukerke). - Sanvic, bij Le Havre, zal wel eer vlaamsch zijn dan engelsch, want, ingezien de engelsche en de fransche middeleeuwsche ch (klankweerde tch) overeenkwamen, zou men voor engelsch Sandwich in het fransch Sanvich (of Sanwich) verwachtende zijn. - Eindelijk zijn samenstellingen als Pierrepont (vgl. Steenbrugge) en Pierrecourt doorgaans onfransch, en kunnen (doch en moeten niet) vertalingen zijn uit het vlaamsch.
***
Nog een woord over Le Havre, niet dat ik beweer dat deze naam, als stadsnaam, door Vlamingen zou ingevoerd zijn. Le Havre, eertijds Le Havre de Grâce genoemd, en in het Latijn Portus Gratiae, en is anders niet dan het gemeen zelfst. nw. le havre. Dit woord luidde in de middeleeuwen (men komt het reeds tegen in de 12ste eeuw) havene; later is de ongewone uitgang (e)ne verhangen door den meer gebruikelijken re, zoo hebben wij ook ordre, uit middelfr. ordene, lat. ordinem, en Londre(s) uit London. Dit havene nu is van germaanschen oorsprong. Aan het middelhoogduitsch habene, waarmede men het in rechtstreeksch verband brengt, kan het niet beantwoorden, daar de overgang van b tot v onverklaarbaar ware. Volgens Fr. Kluge, Grundriss der Romanischen Philologie, I Band, blz. 397, zou het van het middelengelsche havene komen. Dit middeleng. havene en vind ik in de etymologische woordenboeken van Kluge, Franck en Skeat niet vermeld, maar alleenlijk
| |
| |
het jong oudeng. of angelsaks. haefene. Het is nochtans wel mogelijk dat havene in het middeleeuwsch Engelsch zou bestaan hebben, al was het maar in de eene of de andere gouwsprake; ja, dit is zelfs, uit zijn eigen, en om reden van den nieuweng. vorm haven, waarschijnlijk, en de afleiding van Fr. Kluge en is niet te verwijzen. Ik wil eventwel doen bemerken dat fr. havene ook, klank voor klank, overeenkomt met het middeleeuwsch dietsche havene, en dat het bijgevolg zoowel van dietsche als van engelsche afkomst kan zijn.
A. Dassonville
|
|