gaat en staat, maar met suiker ingeleid, mag hij eene aangename spijze heeten. Als de vrucht van de myristica rijpe is, opent de bolster van 's zelfs in twee deelen en dan ligt het zaad bloot.
Bloot zegge ik, niet geheel nochtans: om het zaad liggen er welriekende, roode of oranjeverwde, vlamwijs gehakkelde vellekens. Die bladtjes heeten in 't fransch macis, en Dodoens noemt ze foelie in 't Vlaamsch; zij hebben de zelfste gaven als de note en worden dus ook als prikkel- of scherpkruid verkocht en gebezigd. Gij zoudt nog kunnen vragen waar komt die foelie vandaan, 't en is niet anders als een uitwas uit het zellewerk gegroeid van 't zaadhulsel; rond het zientje ligt het vaste aan 't draadtje waarmede het zaad in 't zaadhuis gebonden lag.
En nu hebt gij 't eigentlijke zaad, wiens buitenvlies of hulsel tot eene harde, vaste, houten schelpe verworden is; daarbinnen ligt de kerne, zijnde de note muscade, daar wij van spreken; het kiemke dat er in besloten ligt is geheel kleene, wit en plat, met twee kleene zaadlobben en een rechte neêrwaardsgaande eerdscheute; al het overige of bijna geheel de note is een dichte, harde stoffe, die welriekende is, en vol vettigheid zit. Zoo het zaadtje geplant wordt, zal 't kiemke daar zijn eerste voedsel in vinden om te ontwikkelen, en boom te worden.
't Zal nochtans wat tijd lijden eer dit hard zaad boom zal bedijgen, want vooreerst is het zaad geheel trage om te ontkiemen, bijzonderlijk zoo het met zijn houten hulsel aan geplant wordt. Daaruit komt het misschien dat sommige lieden in de Oosterlanden meenden dat de note eerst door eenen vogel moet ingenomen worden, en onverteerd, maar zijnen houten schelpe kwijt, weêr uitgedrekt, om te kunnen schieten.
Nu, eerst na zeven acht jaar, zal de Myristicaboom beschot geven, maar van dan voort draagt hij, jaar uit jaar in, blommen en vruchten.
Het hout van de Myristica is van weinig nut, 't is immers veel te licht, te vezelig en te ondichte of te voos. Snijdt gij in de levende schorse, of trekt gij er een blad