Evensoortige, dit is slechts in kleine bijzonderheden of jaartal verschillende penningen, zijn niet zeldzaam.
Juist dezelfde is beschreven onder anderen by Henry Cohen II. 328, die ook een evenbeeldig zilverstuk geeft.
Welke is de weerde van den penning?
Cohen geeft hem als doende in den handel 40 franken. Misschien heeft de grootere zucht naar oude munten en volledige reeksen hem eenigszins doen in weerde klimmen.
Nog een woordje. Volgens den heer Lootens vindt men op geene romeinsche munten de weerden aangeteekend. Daarbij kan ik me niet schikken. Immers op vele zilveren denarii staat eene X, op de quinarii eene V, beteekenende tien of vijf asses, ook wel XVI of VIII sedert dat Fabius Maximus de weerde van den denarius op zestien asses bracht.
De Sestercius is dikwijls geteekend IIS of HS. Sommige keizerlijke koperstukken dragen I of A, andere II, andere nog eene S, wat de penningkundigen uitleggen als beteekenende eene as, twee asses of een dupondius, en eene halve of Semissis. Van al deze heb ik vele voorbeelden gevonden in de muntverzameling van het Groot Seminarie van Mechelen.
Dat de Antoninus echter van den heer Lootens een waar muntstuk is, schijnt mij buiten allen kijf. Hoe valt het niet te betreuren dat heden die bijna oneindige verscheidenheid van ruggestukken die men op de romeinsche en ja ook op onze oude belgische munten aantreft, geheel verdwenen is, om plaats te maken voor den onveranderlijken hedendaagschen stempel, die niet het minste belang meer, noch voor de geschiedenis noch voor de snijkunst, oplevert.
Hierbij groet ik de Heeren van Biekorf, en beloof hun, is het hun welgevallen, eenige algemeene beschouwingen over de romeinsche en ook over de belgische munten en gedenkpenningen.
J. Laenen
Antwerpen, den 30sten van Oogst 1895.