Mingelmaren
DE HAERNE, al wierd ik blind, nog nauwelijks geboren,
mijn vingers vinden u, al vindt mijne ooge u niet;
schoon ik of 't leven heb, schier met het licht, verloren,
toch woont een herte in mij, dat u gevoelt en ziet.
De dankbaarheid heeft hier, van duizenden, verheven
dit edel beeld van u, De Haerne; 't blijve staan;
en, stom, van steen gebouwd, het spreke aan al die leven,
na dezen blijden dag, en hier voorbij u gaan:
Den stommen gaf hij taal, gehoor gaf hij den dooven,
de blinden zagen hem verwonderd: wie, wie dan
zal durven ooit den krans van dankbaarheid ontrooven,
dien 't volk geschonken heeft, aan Kortrijks grooten man?
Geen een! Maar eeuwig zal De Haerne's beeld verheven
hier, leeren: Volgt hem na, gij dankbaar nageslacht,
waar hij den weg u wees, in dit en 't ander leven,
waar zijne priesterhand u met de kroon verwacht!
Gelezen vóór het beeld van De Haerne, te Kortrijk, op den 19sten in Koorenmaand 1895, door Gustaf VERHAEGHE, leerling in het Institut Royal des Sourds-Muets & des Aveugles, Avenue Georges-Henri, te Brussel verbeidend; leeraar, voor blinden, van Vlaamsch, Fransch, lezen, schrijven, enz., van Piano, orgel; Pianozetter, enz., Proostdijstr., 12, KORTRIJK, Westvlaanderen, Belgenland.
TE Yper bij den ingang van de verzamelinge van oudheden bemerkt men onder menige andere merkweerdigheden een oud Onze Lieve Vrouw beeldeken. Het is langs weerkanten met eenen boom versierd, het draagt het jaarmerk 1598 en 't geeft de menschen eene lesse van christene liefdadigheid daar er van onder te lezen staat.