Biekorf. Jaargang 6
(1895)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Wenken en vragen aan BiekorfWIE weet den vlaamschen name te zeggen van den abeele genoemd in 't Lat. Populus canescens, in 't Fr. Grisard of Grisaille. Le bois de cette espèce, plus plein que celui des autres, est susceptible d'un beau poli (Le bon jardinier). 'k Heb van dat schoon wit hout gezien en in handen gehad. Men wist mij niet anders over dezen abeele te zeggen als: hard abeele, of gewolkerde abeele, om de schoone glimmende wolkskes die dit hout in heeft. Deze schoone abeele is gemeen in Zuid-West-Vlanderen. KUTS. De Bo, 517. Dit woord vindt men weder in den geslachtnaam Gansekuts. ‘Doen te weitene allen lieden, dat Jan Paelding filius Loy, poortere in Ypre, heift ghecocht ende ghecreghen ervelike, tsinen bouf ende tsins hoirs bouf, jeglien Denis Gansekuts ende Lauwereinse sijn wijf, poorters in Ypre. 1399, 27 Oktober ibid. *** Ter schoole liggen Fr.: Etre pensionnaire. Die ‘Biekorf’ lezen weten nog te spreken van de ‘thuisliggers’ waarover Seraphijn De Quidt ons vergastte in jaargang I, blz. 291. Welnu te schoole liggen, in 't Fr. être pensionnaire, penseneere zijn, bij sommige Vlamingen, is een woord dat alreeds oud is. Wij vinden het in ‘Les trois Cartulaires de St. Martin d'Ypres’ blz. 552 in een oorkonde van den 29 Juni 1413. ‘Dat zo wanneer Colin van Dixmude zijn kind proffes gedaen zal zijn in de kerke van Sinte Martins verseid, ghelieven zal den vorseiden Colin zijn kind te zenden te Parijs, ende hem daer doen ligghen ter scole drie jaer lanc ghedurende...... mids dat mijn here de profst ende convent orbore dinct dat hire dan langher ligghe, zo zal hire noch zijn en ligghen een jaer of twee...... die hi van hemlieden sculdigh wert tontfanghene van den jare of van den twee jaren die hire ligghen zoude boven de vorseiden drie jaren.’ | |
Heer Uitgever van BiekorfALS men het jaarschrift boven De Foordt's Gedicht in talmerken leest, dan komt men tot 1799, in plaats van tot 1784. Al de zinspelingen van brief en gedicht wijzen ten andere op den Beloken Tijd; ook de melding, dat De Foordt ‘geen balling’ was, schijnt mij aan te toonen, dat vele geestelijken op dat oogenblik (1799) in ballingschap waren. K. De Flou | |
[pagina 175]
| |
DEN 1sten in herfstmaand 1894 is uit Iper vertrokken, langst Lourdes, Marseille, Suez, Aden, naar de Malabaarsche kusten, naar het bisdom van Quilon, bestierd door de ongeschoende Karmeliten, de Eerweerde Pater Donatianus. De Eerw. Pater Donatianus wierd geboren te Rousselaere en is de eigen broeder van Eerw. H. De Gryze, zendeling in de Vereenigde Staten van Noord-America. Hij bekleedde beurtelings het ambt van Prior te Brugge en onderprior te Iper. De Malabaarsche zendingen zijn de oudste van de wereld, in dien zin dat zij de langste op eene ononderbrokene wijze door het zelfste Orden bestierd zijn; zij zijn ook de bloeiendste om het groot getal inlandsche zwarte priesters, die door de zonen van de H. Theresia bestierd worden. De twee seminariën tellen boven de honderd kweekelingen. Het eerste werk van den Eerw. Pater Donatianus, als hij toekwam, is geweest 150 heidenen doopen.
Fr. Hyacinthus. C.D. LEEGAARDS-SOEPE. - Als ik jong was, wierd er 's Zondags, in vaders, en in het meerdere deel der vlaamsche huisgezinnen, genoenmaald 1o met vleeschsap, waar er enkelijk eenige stukken gedroogd Franschbrood in gemengeld waren, 2o met ‘Bouilli’ of gekookt rundervleesch, en 3o gekookte aardappels, met vleeschsap overgoten. Dergelijk noenmaal, dat zeer weinig werk vraagt, wierd alzoo geschikt uit eerbied voor de zondagruste der dienstmeiden; en de soep die, in vergelijking met de goede vlaamsche doorgestekene groenselsoepen, hoegenaamd geen werk en vraagt, is door gansche streken onder den naam van ‘leêgaards soepe’ gekend. J. Cl. is een meester in 't ontletten van prochienamen, voorzeker. Maar als hij den opstel leest van meester Guido Gezelle over Oyenkerke of Adinkerke, in Rond den Heerd, 1871, bl. 380, zal hij zijn schrijven over Ardoye staande houden? Zou hij niet eerder van Hard-oye eene harde, woeste vlakte moeten maken, die over duist jaar veel gelijkenisse had met Schardauwe tusschen Iseghem en Winkel-Sint-Eloy? Ik kome drie geslachtsnamen tegen, die veel overeenkomen met Puttery, wanof sprake in uw laatste nummer, immers: Pittery, t' Oostende; Piekery, te Brugge en Picherier, te Dottenys in 1619. | |
[pagina 176]
| |
OP den 12sten van Zomermaand laatstleden is er een heel reisgezelschap van zendelingen te Marseille ingescheept voor Africa: namentlijk EE. VV. Eugeen Van Hoestenberghe, August Van Acker, Schmitz, Goesthauwers en Van Waesberghe: Allen zijn leden van Cardinaal Lavigerie's genootschap. Zij worden vergezeld en opgeleid door E.V. Moinet, eenen moedigen geloofsbode die reeds veertien jaar in Congoland heeft doorgebracht. E.V. Eugeen Van Hoestenberghe is geboortig van Brugge en hij leerde daar in 't gesticht van den H. Lodewijk. Op den 19sten van Bloeimaand ll. ontving hij de heilige priesterwijdinge uit de handen van Hoogweerdigsten Heer Clemens Combes, Aartsbisschop van Carthage en Primaat van Africa. Hij is bestemd voor het Tanganykageweste van Opper-Congoland. E.V. August Van Acker is ook een West-Vlaming en geboortig van Kortrijk. Wij wenschen de dappere zendelingen eene voorspoedige reize en lange jaren dienst in dien verren wijngaard des Heeren. EEN onzer vrienden die daareven terugkeerde van eene reize in Provence, heeft een bezoek afgeleid bij den gevierden dichter Mistral, opsteller van Mireio. Zoo vond hij dat den zuiderzanger teenemaal op de hoogte is van onze vlaamsche beweginge en dat hij er met gespannen aandacht al de verschillige afwisselingen van gadeslaat. Mistral heeft waarachtig eene broederlijke genegentheid ten opzichte van onze vlaamsche strijders die, gelijk hij het is in Provence, de verdedigers zijn van eene eigen volkstale; van eene tale dewelke optreedt als de bewaarster der christene zeden en der vaderlandsche overleveringen. (Getrokken uit Le Bien public van den 30sten in herfstmaand 1893). *** IN Provence ook verschijnen er van tijd tot tijd dichtwerken die in provençaalsch zijn opgesteld. Zoo las over tijd een vriend van Biekorf de volgende aankondigingen in den Eclaireur de Nice van Lentemaand 1894. M. Lodewijk Fumel heeft daar straks bij Rostan te Grasse (Alpes maritimes) eene verzamelinge uitgegeven van provençaalsche gedichten, Viouleto fero, die wij aan al onze provençaalschsprekende medeburgers aanbevelen. Het werk doet op heden heel de omreize van Provenoe: Overal is het wellekom en 't verdient waarlijk gelezen te worden door alwie de heropkomste van het provençaalsch ter herte neemt. 't Is te koope bij Barma en Visconti te Nice voor 2 frs. |
|