Biekorf. Jaargang 6
(1895)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
De Mooie-Hel of de Mooie-Nel?IN het voorgaande nummer van dit weekbladGa naar voetnoot(1) wordt, bij de aankondiging van zeker werk, de vraag gedaan of de naam ‘Mooie-Hel,’ die eigen is aan eenen waterplas bij Spaarndam, en die in dat werk genoemd wordt, niet tot de fouten moet gerekend worden. Het zij mij vergund op die vraag te antwoorden, en wel met een beslist: Neen! Die naam Mooie-Hel is goed, geenszins eene fout. De vrager in het Predikbeurtenblad heeft waarschijnlijk gemeend, dat de naam Mooie-Nel, waaronder deze zelfde waterplas in de volksspreektaal van Haarlem en omstreken bekend is, de ware zoude zijn. Inderdaad wordt dit meertje steeds zóó genoemd, wordt die naam in den regel ook zóó geschreven. Maar dit is verkeerd. Het is genoeg bekend dat de h eene letter is, die zeer los in den zadel zit. Met andere woorden: eene letter van weinig beteekenis voor de uitspraak, en die ook menigmaal verloren gaat, niet uitgesproken wordt, al schrijft men haar wel. Om van de stomme h der Franschen te zwijgen, herinneren wij slechts aan de Zeeuwen en Vlamingen, die deze letter nooit ('t en zij dan op de verkeerde plaats) uitspreken in hunne dagelijksche spreektaal of landseigene gouwspraak. Ook op Flieland, te Enkhuizen, te Zwolle en elders in noordelijk Overijssel, en nog in andere streken van ons land heerscht deze verwaarloozing der h. In Duitschland treft men hier en daar deze zelfde bijzonderheid aan, en de oud-ingezetenen van Londen, de zoogenoemde Cockneys of 'Arrys zijn daar al mede om bekend; het Engelsche spotblad Punch geeft daarvan schier week op week getuigenis. Voorbeelden, die men aanhaalt ter kenschetsing van deze bijzondere uitspraak onder ons, b.v. ‘De Hengelen in den Emel,’ ‘Mijne Eeren en Hingelanden’ (als aanspraak bij eene vergadering van poldergenooten), enz. zijn algemeen bekend. Ik wandelde eens door de | |
[pagina 120]
| |
straten van Enkhuizen, en bleef een oogenblik staan kijken voor een oud burger-woonhuisje, waarvan de fraaie Oud-Hollandsche trapjesgevel mijne aandacht trok. Een praatgrage oude baas uit de buurt kwam op mij toe, en zeide: ‘Dat is nog ereis een mooi hout geveltje, m'n-'eer!’ - Een houten geveltje? Wel man! 't is van steen. - Zeker is 't van steen. Ik wou maar zeggen, dat het al zoo hout is. (Hout of hout = oud)Ga naar voetnoot(1). Maar behalve deze bijzondere en sterk uitgedrukte weglating der h, of verkeerde plaatsing dier letter, aan sommige plaatsen en streken bijzonder eigen, komt ook bij alle Nederlanders zonder onderscheid die verwaarloozing der h in sommige woorden algemeen voor. Immers wij allen schrijven wel terecht te huis of t'huis, maar iedereen spreekt uit, niet enkel in de dagelijksche spreektaal, maar eveneens in deftigen of geijkten trant, t' 'uis of liever rechtstreeks tuis. Zoo heeft ook de Mooie Hel hare h verloren, en is eerst Mooie El geworden. Ja, maar zulk eene gaping tusschen twee op elkanderen volgende klinkletters (en dan nog wel twee e's) als in Mooie-El voorkomt, is onduldbaar voor het onbewuste fijne gevoel voor welluidendheid der tale, eigen aan het Hollandsche volk. (Die gleuve (hiatus) moet aangevuld worden om de wille der welluidendheid. Daarvoor neemt men in den regel de letter n te baat, omdat die letter, als sluitletter van het verbogene lidwoord (eenen of den, de (n) Hel, den (H)el, de Nel), veelal die e of eene andere, van de voorgaande h beroofde klinkletter vooraf gaat. | |
[pagina 121]
| |
Oudtijds schreef men ook wel zoo. Zie hier een voorbeeld. In eene Oud-Amsterdamsche oorkonde, van de zestiende eeuw, lees ik: ‘die Warmoesstrate, beginnende an Sint Olofspoirt tot die narm toe.’ Dit ‘narm’ wil zeggen: de arm of bocht, die de Warmoesstaaat te Amsterdam maakt den IJ-kant toe, en waarnaar nog de Oudzijds-Armsteeg aldaar haren naam draagt. Ook ‘nelleboog’ en ‘nemmer’ (aan de nelleboog, in de nemmer, in plaats van aan den elleboog, in den emmer) is mij in oude geschriften wel voorgekomen. En zoo ook nel, Mooie-Nel, in plaats van het oorspronkelijke (h)el, hel, Mooie-Hel. Maar het woord hel is toch wel zeer zonderling, ja onredelijk gekozen, om daarmede eenen waterplas te noemen! zoo hoor ik mij, dunkt mij, tegenwerpen. Volstrekt niet, is mijn antwoord. De naam hel komt in dezen zin geenszins zeldzaam in alle Nederlandsche gewesten voor. Sta mij toe ook dit nog even nader aan te toonen. Die helnamen zijn reeds zeer oud, ten minste duizend, en misschien ook wel tweeduizend jaren. De oude Germanen in het algemeen, en dus ook de oude Friesen, Franken en Sassen, onze voorouders, hadden in hunnen heidenschen tijd eene voorstelling van de hel, van de plaats waar de onzalige geesten of zielen verblijven, als van een duister, koud en vochtig oordGa naar voetnoot(1). Zij dachten zich deze plaats, deze hel (reeds door hen aldus genoemd) als een groot hol ergens in het binnenste der aarde, onder de wateren. Holen en spleten en kloven in bergen en rotsen, geheimzinnige bronnen (in de bergachtige streken van Germanië), of, in de lage landen aan de zee, gelijk de Nederlanden zijn, diepe, schier grondelooze putten met water gevuld, diepe poelen of meertjes, of ook diepe kolken in stroom of zeegat, waar de golven bruischten en de stormwind loeide, gaven, naar hunne | |
[pagina 122]
| |
meening, toegang tot de hel, of werden ook wel, bij uitbreiding der beteekenis, voor dat onzalige oord zelven gehouden. Deze voorstelling uit het Heidendom kon eerst langzamerhand door het Christendom uit de gedachtenis der landzaten verdrongen worden. Ja, nog heden vindt men, overal in Germaansche landen, de sporen van die oude voorstelling, de herinnering aan die heidensche denkwijze in de namen, aan sommige waters eigen. In Friesland zijn er velen zoo. Die daaraf nader bescheid wil weten, leze een opstel van mijne hand, getiteld: ‘De Hel in Friesland,’ geplaatst in den Frieschen Volksalmanak voor het jaar 1894. En dat zulke namen ook in Holland niet ontbreken, bewijst ons de Mooie-Hel bij Spaarndam. Waarom juist mooie Hel? Dit kunnen wij hier niet nader onderzoeken. In allen gevalle is dit een fraai meertje, in schilderachtige, oorbeeldig Hollandsche omgeving, uitgebreid tusschen het Spaarne en de Liede, in de verte omringd door de dorpen Spaarndam, Spaarnwoude en Haarlemmer-Liede. Verder nog in Holland: de Helder, oorspronkelijk voluit de Heldeur, Oud-Friesch hella dore (deur, toegang van de hel), namelijk tot het sterk stroomende, onstuimige zeegat tusschen het eiland Texel en den vasten wal van Noord-Holland. Aan eenen bijzonderen stroom of slenk in dat groote West-Friesche zeegat wordt door de zeelieden aldaar nog heden de naam van de Helsdeur, voluit, gegeven. En dan aan het andere uiteinde van het eigentlijke Holland, in het zuiden, gaven onze voorouders aan den breeden, fel en hol stroomenden mond van de Maas ook den naam en de beteekenis van Hel. De Romeinen verlatijnschten dezen naam tot Helium, en onder dien naam staat de Maasmond nog op menige oude aardrijkskundige kaart vermeld. Ook hangen nog de namen Hellevoet en Hellevoetsluis, eigen aan een oud dorp en aan een havenstadje op het eiland Voorne, aan of in deze oude Hel gelegen, met deze oude benaming samen. Johan Winkler |
|