De groote moeilijkheid, zegt men, ligt in 't verschil der verbeeldinge.
Nu, aanveerdt men paard en peerd, star en ster, hart en hert, enz. Waarom zou men zooveel andere gedaanten doemen, die even veel recht hebben?
Voor de spellinge, volgen de westvlamingen de nieuwe wet, voor zooveel die spellinge het behouden van hunne eigene woorden niet 'n hindert.
Uit de verschillige gedaanten, kiezen de westvlamingen geern hun gedaante, zonder daarom de andere te weêrzien, of zelfs uit te sluiten; zij wikken en wegen, zien wat beter voegt, hooren wat beter slaat, en, verkiezen zij het hunne, 't is omdat het doorgaans het beste is.
Och dat onverstaanbaar, dat onhebbelijk westvlaamsch!!
Hoe dikwijls 'n is dat vooroordeel niet gevallen na 't lezen van zoogezeide westvlaamsche boeken. Ik vrage't in voller minne: wie, onder de verstandige lieden, zal vijand blijven van recht en van waarheid?
De eenheid 'n sluit de veelvuldigheid niet uit.
In Gods scheppinge is er éénheid en verscheidenheid. Waarom ook als goede en gangbare tale niet aannemen, 't gene in iedere gouwe met verschil van verwe, uit den zelfsten dietschen stam gesproten is? Waarom moeten de westvlamingen altijd en in alles toegeven? zij hebben hun al genoeg laten binden. Maar, 't schoonste van al, hoe dikwijls 'n houdt men niet voor westvlaamsch, voor particularismus, 't gene met lijf en ziele aan de algemeene levende volkstale toe behoort?
Is 't willewerk, of is 't onwetendheid?
Menigmaal hoorde ik, na eenen uitval tegen sommige westvlaamsche gedaanten, de Oostvlamingen, de Antwerpenaars en de Brabanders geheel verwonderd bekennen dat de zelfste gedaanten in hun eigene streke mondsgemeene waren! en dat zij bijgevolg, in vele gevallen ook, en zonder weten, zoogezeid westvlaamsch spraken: wij willen waarheid en leven, in gedacht en in gevoel, wij vragen die gezonde vrijheid, dat los en sierlijk kleed van echte vlaamsche snêe, waarin de tale gemakkelijk roert, en deftig haren gang gaat, verkend en bemind van 't eigen