| |
| |
| |
Bijblad van ‘Biekorf’ in Slachtmaand, 't jaar 1894
Dietsch-Romaansche Taalvorsching
Bijlage I.
HIER volgt nu eene lijste van geslachtsnamen waar de overeenkomst der fransche -el- en eau met de dietsche -eel- en -eeuw- vormen, volgens de verschillige tijdstippen der verdietsching, ten duidelijkste voor den dag treedt. Ik zet de vormen die aan elkander beantwoorden rechtover elkander: eerst de gemeenfransche dan de noordfransche (gekenmerkt door het bewaren van den k-klank vóór a, door het vertweeklanken der gedekte e, of door het bewaren der germaansche w), daarna de dietsche. Indien hier of daar een vorm ontbreekt, is het alleenlijk een teeken dat ik hem niet gevonden heb, en niet dat hij niet en bestaat: ik geef immers alleenlijk zulke vormen aan, die ik waarlijk als eigennamen tegengekomen heb. Vele hedendaagsche geslachtsnamen hebben de middeleeuwsche spelling bewaard; bij eenige nochtans was het niet nutteloos op te merken dat ik ze alleenlijk in middeleeuwsche geschriften ontmoet had: dit is aangeduid door de letters me (dat is middeleeuwsch), die ik achter dergelijke namen geplaatst heb. Achter de vormen die mij heel verdacht voorkwamen, heb ik een ondervragingsteeken gesteld. - Vele der fransche -el- namen, die hier ter sprake komen, hebben eene mij raadselachtige e: zulke vormen worden hier ook aangeteekend, meest om hun verband te toogen met de andere namen, soms ook omdat zij niet zonder invloed gebleven zijn op de overeenkomende verdietsching. - De behandelde namen
| |
| |
heb ik getracht etymologisch te verklaren: dit kan mij in een en ander geval gelukt zijn; in geenen gevalle geloof ik gansch nuttelooze pogingen aangewend te hebben.
Eerst komt Castellum met zijne afstammelingen, daarna, volgens het zelfste voorbeeld, de andere te bespreken namen.
| |
Castellen
du Chastel |
de, du, dou Castel me |
van de, den, der Casteele |
|
dou Castiel me |
|
Chastel |
Castel |
Casteels |
|
Castelle |
|
du Chasteau |
de Casteau |
|
|
de Castiau |
|
Chasteau |
Casteau |
|
|
Castiau (x) |
|
du Chastel |
Ducatelle |
|
Chatel(le) |
Catelle |
|
du Château |
Ducateau |
|
Chat(t)eau |
Cat(t)eau(x) |
Catteeuw |
|
Cattiaux |
|
|
Cathiaux |
|
Te Heule wonen menschen, wier name Catteau geschreven, en Catteeuw gesproken wordt.
| |
Albellus
Deze woordvorm, afgeleid van albus = wit, komt voor bij Ducange. Van daar het oudfransch abel, voor albel, waarnevens het later fransch Aubel (bij d'Arsy); dietsch abeel = witte populier. In Henegouwen heeft men daarnevens Ableau, gehuchte van Dergneau, en Abliau, enden name l'Abliau of Labliau, een gehuchte van Marcq. Vergelijkt daarbij den name Abeele, die in Westvlaanderen door twee gehuchten, een onder Watou en een onder Leysele, gedragen is.
De regelmatig fransche vorm voor al + medeklinker ware au; doch is het ook niet zeldzaam in het Noordfransch dat al + medekl. verandert in a, zooals wij
| |
[pagina XLIII]
[p. XLIII] | |
verder nog zullen waarnemen. Daarenboven valt nog op te merken dat de voortoonige fransche klinker, indien hij geen a en is, in het Noordfransch en in het Dietsch geern overgaat tot a. Voor zooveel het woord Albellus in geslachtsnamen voorkomt, is het in een en ander geval versmolten met het fransche lidwoord, een verschijnsel dat wij verder nog zullen tegenkomen.
del Aubel me |
del Aubiel me |
vanden Aubeele me |
de Lobel |
de l'Aubiel me |
vanden Abeele |
Delobel |
|
van Abeel |
Delobelle |
|
|
Delobeau |
des Abiaux me |
|
Desaubeaux me |
Desabeaux |
|
d'Aubel me |
Desableaux |
|
|
Desaubliaux |
|
|
Abel? |
Abbeel, Albeel |
Aubel |
|
Abbeele |
|
|
Abeele |
|
|
Abeels, Abels? |
Lobel |
Label |
|
Lobelle |
Labelle |
|
Lobeau |
Labeau |
Labeeu |
Aubeau |
|
Labeeuw |
|
Lobleaux |
|
Te Poperinghe woont eene familie, wier name Lobeau geschreven, en Labeeuw gesproken is.
De l- looze vormen kunnen ook wel in betrek zijn met den voorname Abel, die voortijds alhier nog al in gebruik was.
| |
Amellus
De geslachtsnamen die tot eenen grondvorm Amellus terug te brengen zijn, zijn afleidingen, mits den romaanschen verkleiningsuitgang -ellus, van den germaanschen eigennaam Amo, Ammo, of, door uitgangswissel, van den germaanschen verkleiningsvorm Amilo. Afleiding uit de germaansche eigennamen Hammo en Haimo is ook denkelijk. Vgl., met eenen tweeden verkleiningsuitgang Amelin, Amelot, Hamelin, Hamelot.
| |
| |
- De vormen Amo, Ammo, Amilo behooren bij den germaanschen stam Am-l, die ‘Arbeid’ beteekent, en, als eerste lid, in verschillige oudgermaansche namen voorkomt.
Amel |
Amiel |
Ameele |
Hamel? |
|
Ameels |
Hameau? |
|
Ameeuw |
Het is waarschijnlijk dat Hamel en Hameau eer behooren bij Hamellum, waarover later.
| |
Annellus
Het latijnsche woord Annellus of Anellus = ring, wordt in het oudfransch Anel, nu Anneau. Geslachtsnamen, met dat woord gevormd, en met het lidwoord samengesmolten, beantwoorden aan den dietschen name Derynck.
Voor de namen die hieronder volgen, is nog een andere oorsprong mogelijk. Uit het latijnsche woord Alnus = elzenboom, kon een verkleiningsvorm alnellus ontstaan, die in het Oudfransch Alnel, nu Auneau zou luiden, waarnevens in het noordelijk Fransch Anel, Aniel, Aneau, Aniau. Vgl. den noordfranschen stadsnaam Lannoy (= l'Annoy = l'Aunaie) en de geslachtsnamen Lannoy en Delaunoy = Alnetum, de Alneto. De onderstaande namen zullen weleer afgeleid zijn uit Annellus, want 'k en vinde geene nevenvormen met au uit al; namen nochtans als Delaneau, Delanneau zijn eer verstaanbaar als beteekende de Alnello, dietsch Vander Elst, dan als beteekenende de Annello, ook en kom ik van de, den, der Rynck nievers als geslachtsnamen tegen.
Anel |
|
Annel |
|
Anneau |
Haneuw |
Laneau |
|
Lanneau |
Lanneeuw |
Delaneau |
|
Delanneau |
|
Desaniaux |
|
| |
| |
| |
Ansellus
Dit is een voorname, die in de middeleeuwen veelvuldig voorkomt, onder de vormen Ansel, Ancel, Ansiel, Anseel, Ansiaus, Anssiaus, en verlatijnd als Ansellus. Waltemath (Die fränkischen Elemente in der franzôs. Sprache) ziet in het middeleeuwsch Henegouwsch Ansiau (bij Mousket) de voortzetting van den germaanschen name Ans-wald; maar dat is onmogelijk: Ans-wald, Ans-oaldus moest Ansaut, Ansaud, nevens Ansout, Ansoud worden, even als Arn-wald tot Arnaut, Arnaud, Arnout, Arnoud geworden is. De voortzetting van Answald is werkelijk te vinden in den franschen geslachtsnaam Ansault (met verouderde schrijfwijze, vgl. Arnault), en misschien ook (mits bewaring der oude nominatief-s) in den geslachtnaam Ansous (vgl. Arnous).
Ansellus, van zijnen kant, is tot stand gekomen op de zelfste wijze als Amellus (zie hooger), te weten, door afleiding, mits den romaanschen verkleiningsuitgang -ellus uit den germaanschen vleinaam Anso, waarvan de germaansche verkleiningsgedaante Ansilo was. De zelfde afleiding hebben wij nog in middeleeuwsch Gossel, Gossiel uit Gosse, en in menige andere naamvormen. Ansel, met eenen tweeden verkleiningsuitgang, vinden wij weder in den franschen geslachtsname Anselin; en Ansilo, insgelijks met eenen tweeden verkleiningsuitgang in den middeleeuwsch vlaamschen name Enselkin.
De vleiname Anso wierd gegeven aan dezen, wier volnaam met Ans- begon; zoo ook zijne verkleiningsvormen Ansilo en Ansellus. Deze laatste nochtans schijnt, in onze streken, meest (of misschien uitsluitelijk?) gegeven geweest te zijn aan degenen die Ans-helm heetten: Ans-helm was immers ook de meest gebruikte onder de namen die met Ans- beginnen. Daaruit mag men echter niet besluiten dat Ansellus eene omvorming is van Ans(h)elmus: de verbinding lm wordt immers in het middeleeuwsch Latijn even als in het Fransch trouw bewaard. De fransche voortzetting van Ans-helm, Anselmus hebben wij in de geslachtsnamen Anseaume en
| |
| |
Anciaume. Vgl. Guillaume en Willaume, Antheaume, Alleaume, uit Will-helm, Ant-helm, All-helm.
De stam Ansu-, Anso-, die aan ons woord ten grondslag dient, wierd door de oude Germanen gebruikt bij de namen die zij aan hunne goden geven.
Of ook de germ. vleinaam Anzo, die aan verschillige volnamen, onder andere, aan Ant-helm beantwoordt, hier ook niet soms zou in het spel zijn, is mogelijk, doch weinig waarschijnlijk.
Ansel |
|
Anseel |
Anselle |
|
Anseele |
Ancel |
|
|
Ancelle |
|
|
Anseau |
Ansiau(x) |
Anseeuw |
Ansseau |
|
|
Anceau(x) |
Anciau(x) |
|
|
Hanciau |
Hanseeuw |
| |
Bellus
Lat. bellus = fr. bel, beau. Dit woord komt in samenstelling met verschillige zelfstandige naamwoorden, onder andere met sart, bijvorm van essart = rode.
Beaussart
Beeuwsaert
Met min volledige vervlaamsching, hebben wij daarbij Beaussaert.
| |
Calculus + Ellus
Uit den accusatiefvorm calculum (van calculus = kei) is, door calclu, caclu, in het Fransch de regelmatige vorm chail ontstaan, waarvan de normanno-picardische weergâ cail is. Dit cail mannel. is te Waasten nog in gebruik in den zin van kei. Van daar, door verbinding met het achtervoegsel -avu-, het fransche chaillou, dat alleenlijk in eigennamen in gebruik is, en het norm.-pic. caillou, dat algemeen fransch geworden is. Daarnevens bestaan andere afleidingen met de achtervoegsels -ot, -otte, enz. Geen wonder dan dat hier ook het zoo veelvuldig ge- | |
[pagina XLVII]
[p. XLVII] | |
bruikte achtervoegsel -ellu- te berde komt: van daar de vormen cailliel en cailliaus bij Froissart, Rouchi caliau. Daaraan kan het tegenwoordige vlaandersch-henegouwsche caillau beantwoorden, daar i (en e) met de gemouilleerde l versmelten kan; vgl. Willaume en Guillaume voor Williaume en Guilleaume; doch dit woord kan ook gelijk staan met caillou, daar vl.-hen. au aan zuid-picardisch en gemeen-fransch ou beantwoordt. Het zelfste geldt voor picard. cailleu. Hieronder laat ik bijgevolg de au-vormen, als twijfelachtig, van kante, om alleenlijk de eau- en iau-, resp. el- en iel-vormen aan te geven, die zekerlijk tot eenen grondvorm caclellu terug te brengen zijn. - Bemerkt dat de fransche gemouilleerde l in het middeleeuwsch Dietsch dikwijls door lg verbeeld is.
Cailliel me |
Calgeel me |
|
Caelgeel me |
Cailliau(x) |
Calleeuw |
Cailleau(x) |
|
| |
Hamellum
Bij Ducange. Het is de middeleeuwsch latijnsche vorm van het oudfransche hamel, nu hameau, eene verkleiningsgedaante van het Oud-fransch ham, uit den germaanschen stam haim- = heim, heem, hem.
del Hamel me |
de Hamiel me |
Van den Ameele |
Duhamel |
|
|
Hamel |
|
|
Hameau |
|
|
|
|
Duhameeuw |
| |
Isabellis
Een voorname, die in het oudfransch Isabel, later Isabeau, in het Vl.-Hen. Isabiel, later Isabiau luidde. De Franschen hebben naderhand dezen name, bij misverstand, omvormd tot Isabelle.
Isabel |
Izebeel |
Isabelle |
|
Isabeau |
Izebeeuw |
| |
| |
[pagina XLVIII]
[p. XLVIII] | |
Maurellus
Maurellus is, met den uitgang -ellus, afgeleid van den eigennaam Maurus, waarnevens Maurilio; of van Maurus, tegenwoordig fransch Maure of More, dietsch Moor. In dit geval zou de naam eerst gegeven geweest zijn aan dezen die uitschenen door de zwarte kleur van huid en haar. Het tegenwoordig fransch Moreau beteekent een pikzwart peerd. Dergelijke namen zijn ook fransch Le mor en Lemore, dietsch Demoor, Moorkens, overeenkomende met Lenoir, de Swarte. Vgl. ook Leblond en Blondel, Blondeau, Lebrun en Brunel, Bruneau, enz.
Morel |
|
Moreel |
Morelle |
|
Moreels |
|
|
Mareels |
Moreau(x) |
Moriau(x) |
Moreeu |
Mouraux |
Mouriaux |
Moreeuw |
Moureau |
|
Morreeuw |
| |
Platellus
Een woord voorkomende bij Ducange, en afgeleid van het fransch plat. Van het Oud-fr. platel, later plateau komt ons woord pateel, vroeger plateel.
Platel |
Platiel me |
Plateel |
Platelle |
|
Platteel |
|
|
Plateels |
Plateau |
Platiau(x) |
|
Platteau |
|
Platteeuw |
Te Sweveghem woont eene familie, wier name Plateau of Platteau geschreven is, en Plateeuw gesproken.
| |
Pratellum
Pratellum is een verkleiningsvorm van pratum = weide; van dit woord komt het oudfransch praiaus, preau, prau, nu préau.
Préaux |
|
Despréaux |
Depreeuw |
('t Vervolgt)
A. Dassonville
|
|