| |
| |
De Zendinge van Vrankrijk, volgens Lacordaire
DOCH hier dient in acht genomen te worden dat men de gewapende bestrijding van het Mahomedendom in eenen te nauwen zin opvat, als men ze beperkt tot de tochten van de kruisvaarders naar het Oosten. In Europa zelfs, is het Mahomedendom met niet min zelfsopofferinge en moed bevochten geweest als in het Oosten: bedoele den strijd tegen de Araben in Spanjen en tegen de Turken in Hongarien, in Polen en in Oostenrijk. Aan die volkeren, wier landen of wier marken gedurig door de Mahomedanen bedreigd waren, komt de eere toe het Mahomedendom in Europa tegengehouden te hebben. Aan de Spanjaards hebben wij te danken, dat wij aan het westersche uiteinde van Europa geen mahomedaansch koninkrijk en hebben gelijk aan het oost uiteinde van Europa. Aan de Polakken, de Hongaren en de Oostenrijkers, hebben wij te danken dat de Turk ons niet overrompeld en heeft, maar machteloos ligt weg te sterven, langs de kusten van de zwarte zee.
Een echte reuzenstrijd was de achteeuwige strijd van
| |
| |
de Spanjaards tegen de Araben. De Araben staken de engte van Gibraltar over, in 711, en wonnen den slag van Xeres. Na 50 jaren, zijn zij meester over geheel Spanjen. Al wat den katholijken nog overblijft is een klein koninkrijk midden de bergen van Asturiën. Maar hun wil is taai en hunne hoop op God gesteund. Zij strijden acht eeuwen lang en herwinnen voet voor voet hun vaderland, tot op den dag dat Ferdinand de Katholijke in 1492 aan de Muzulmans Grenada afnam, hunne laatste bezittinge in Spanjen, en ze voor goed naar de overzijde van de middellandsche zee joeg.
Doch daarmede en was de strijd niet uitgestreden, hij was enkel verplaatst en ging heviger woeden als ooit in het Oosten. In 1356, varen de Turken den Bosphorus over en nemen Gallipoli in. 't Is hunne eerste veroveringe in Europa. In 1453, maken zij hen meester van Constantinopel; in 1529 staan zij voor de muren van Weenen, en op nieuw in 1683! Een breedvoerig werk ware noodig om de verdiensten aan te halen en de heldendaden van de Hongaren, de Polakken en de Oostenrijkers, binst dien drie-eeuwigen strijd. Vier namen enkel uit de geschiedenisse van dien strijd willen wij herinneren: Hunyadi, Scanderbeg, don Juan, Sobieski! En zeggen dat niet één dier namen fransch en luidt!
't En is recht geene oneere voor een katholijk volk dat in dien strijd niet rechtuit betrokken was, er geen deel in genomen te hebben. En zoo stond het met Vrankrijk en met andere katholijke landen. Doch, wat moet men zeggen van eenen katholijken koning die niet alleenlijk de katholieke bestormde volkeren in den brand liet, maar die zelfs met den Turk samenspande? Zoude zoo een land nog redens hebben van roemen op zijnen strijd tegen het Mahomedendom? Welnu, zoo stond het met Vrankrijk en zijne katholijke koningen, Frans I en Lodewijk XIV.
Frans I was de aartsvijand der Habsburgers, wien hij de keizerlijke kroone beneed en om keizer Karel ten gronde te helpen, en ging hij voor niets achter uit, zelfs voor geen verbond met de Turken. In 1517, schreef hij
| |
| |
aan Paus Leo X: ‘Zorgt, heilige vader, dat wij welhaast de krijgsbazuine Christi hooren en dat ons een veldheer voor den tocht tegen de Turken gegeven worde!’ Schoone, maar ijdele woorden! wanneer de Turken het eiland Rhodus ingenomen hadden, op den 21sten van Wintermaand 1522, schreef de Paus naar Frans I: ‘Beeldt u niet in dat de Sultan gerust zal blijven; neen, Hongariën, Siciliën, ja gansch Italiën staan hem open!’ maar de koning van Vrankrijk en roerde niet. Nadat Frans I in den slag van Pavia (1525), door keizer Karel gevangen genomen geweest was, wendde zijne moeder haar tot Soliman II, en bad den grooten keizer Soliman haren zoon weder tot de vrijheid te helpen. Ten gevolge dier bede nam Soliman het besluit van den koning van Hongaren, die met eene zuster van keizer Karel gehuwd was, aan te vallen, om hem daar werk te geven, terwijl de Franschen hem in Spanjen bevochten. Frans I ook smeekte van uit Madrid den Sultan om hulpe. Zijn onderhandelaar in Constantinopel was een zekere Frangipani. ‘Frans, koning van Vrankrijk,’ schreef de Sultan hem weder, ‘ik heb van alles kennis genomen wat aan den voet van mijnen throon is nedergelegd geworden, want hij is de toevlucht der wereld. Het is geen wonder dat heerschers nederlagen bekomen en in gevangenschap geraken, daarom schept moed en laat u niet ten gronde werpen! dag en nacht staat ons strijdros gezadeld, en zijn wij met ons slagzweerd omgordeld.’ (Charrière, Nég ociations de la France dans le Levant I, 111-132). In 1527, stond Zapolya, een machtige Hongaar, tegen Ferdinand I, zijnen koning op, en heulde met Soliman. Uit eenen dagboek van zijnen onderhandelaar bij den Sultan, is te vernemen dat Frans I maandelijks 30.000 kroonen naar Constantinopel zond, om Zapolya op de beenen te houden en om den Sultan tot eenen nieuwen aanval tegen de Habsburgers op te ruischen. En terwijl in 1535, keizer
Karel Tunis innam en aan 20.000 christene slaven de vrijheid wederschonk, wenschte Frans I, Soliman II geluk over zijne zegepralen in Persiën, en verlangde van hem door zijnen onderhandelaar Laforêt, een millioen
| |
| |
ducaten, om de macht van den keizer in Spanjen te breken, sloot met hem in Stamboel een vrede- en vriendschapsverbond, en dulde een turksch gezantschap binnen Parijs. In 1538, bij het vredeverdrag tusschen Karel en Frans te Nizza gesloten, door de tusschenkomst van den Paus, beloofde Frans nog eens tegen de Turken zijne macht te gebruiken. Doch de vrede was van korten duur. Van in 1542, stonden zij wederom vijandig tegenover elkander. Frans riep wederom de hulpe in van zijne oude bondgenooten, en in 1543 lag de turksche vlote, onder 't geleide van den geduchten zeeschuimer Barbarossa, met de fransche vlote te verbroederen in de haven van Marseillen. Zij bestormden te zamen Nizza, doch te vergeefs; de turksche vlote overwinterde in Toulon en voer van daar op rooftocht langs de kusten van Spanjen. Zulks ging de palen te buiten. Ook wierd Frans op plechtige wijze in den Rijksdag van Speier bekend gemaakt voor eenen vijand der christenheid. Het is in dien zin dat de tijdgenooten van Frans I over hem oordeelden; zij geven hem uit, laat ons het woord herhalen, voor eenen vijand der christenheid.
Het stond evenzoo erg, of nog erger, honderd-vijftig jaren later, met dien anderen franschen verdediger der kerke tegen het Mahomedendom, met Lodewijk XIV.
De Turken stonden met een ontzaglijk leger voor Weenen. Het was den 12sten van Herfstmaand 1683: een gewichtig oogenblik in de geschiedenis der tijden, zoo gewichtig als toen de Araben bij Tours, in 732, om de heerschappij over Europa vochten. ‘De halve mane, op de muren van Weenen geplant, zou de wereldgeschiedenis veranderd hebben,’ zegt een geschiedschrijver. Het was een beslissende strijd om leven en dood van godsdienst en beschaving tegen ongeloof en barbaarschheid. Het gevaar was groot en de nood dreigend. Daar streden en zegevierden, onder den zegen van Innocentius XI, de Oostenrijkers en de Sassen nevens de Beierschen en de Zwaven, de Duitschers nevens de Slaven: een leger van christene helden, opgeleid door Sobieski en keizer Leopold I.
| |
| |
En Lodewijk XIV? Bleef hij dan onverschillig aan dien strijd, waar 't behoud van 't christen Geloove binnen Europa op het spel was? Hij bleef er niet alleenlijk onverschillig aan, maar hij heulde met de Turken. ‘Ik bezwere u, bij de bermhertigheid van God,’ schreef Innocentius XI naar Lodewijk XIV, ‘komt de bedreigde christenheid ter hulpe, dat zij onder het jok niet en gerake van den vreezelijksten der dwingelanden.’ Lodewijk antwoordde, met koele woorden en met ijdele verontschuldigingen en klachten, over het gedrag van den keizer en van den Rijksdag jegens hem. De waarheid is dat hij hadde willen Duitschland overwonnen zien en vernederd door de Turken, met de hope dat de Duitschers hem als redder zouden ter hulpe roepen en hem de keizerlijke kroone aanbieden.
Eerlijk gehandeld! Iemand in het gevaar storten, om er hem uit te helpen, uws gebuurs huis in brande steken, om de gelegentheid te hebben van het te blusschen, is eene gevaarlijke wijze van u liefdadig te toogen: 't is een eerlooze middel.
In 1676, had Lodewijk beloofd aan Mohammed IV van nooit, noch nu noch later, den keizer te helpen tegen de Turken. En hij hield zijn woord. Meer als dat, hij was beter als zijn woord en hij hielp de Turken tegen den keizer. Hij was de eerste om het krijgsplan van de Turken te kennen en in den zomer van 1683, vermaanden hem Mohammed en Kara Mustapha, de opperbevelhebber van Mohammed's legers, dat hij den keizer van den westkant moest aanvallen. Aan keizer Leopold onttrok hij de hulpe van den keurvorst van Brandenburg, en hij zocht, doch vruchteloos, te beletten dat Polen, Weenen ter hulpe kwam: hij zelf verzamelde zijne legerbenden langs de Saar, om na de inneminge van Weenen, Duitschland binnen te rukken.
Eilaas! daar kwam eensklaps het nieuws van de zegepraal der Christenen, een jubelkreet steeg door gansch Europa en iedereen wees met den vinger op den valschen opstoker der Turken tegen de Christenen. Twee vorsten wierden gevonden in Europa, wien hunne hovelingen de
| |
| |
zegepraal van keizer Leopold niet en dierven aankondigen: Mohammed IV en Lodewijk XIV! Drie dagen lang, verscheen de eerste zoon der Kerke in het openbaar niet meer, onder voorwendsel van eene onpasselijkheid.
Lodewijk XIV had eene geduchte lesse ontvangen, doch en was daarom niet gebeterd. In 1684, kwam, door het toedoen van Paus Innocentius XI, een bond tot stand, ‘de heilige bond’ genoemd, Liga Sacra, tusschen den keizer Leopold I, den koning van Polen, Sobieski en het gemeenebest van Venetiën, tegen de Turken. Sobieski viel de Turken aan in het Noorden; Leopold in Hongariën, Bosniën en Serbiën; Venetiën, in Dalmatiën en Morea. Lodewijk benuttigde den oorlog van den keizer tegen de Turken om Nederland, Spanjen en Genua aan te vallen, zoodat er Leopold niet anders te doen en stond als eenen wapenstilstand van 20 jaren voor Spanjen en het keizerrijk te teekenen.
Op den 6den van Herfstmaand 1688, had Leopold I, na Belgrad op de Turken gewonnen te hebben, het weerspannige Hongaren tot het oude vorstenhuis der Habsburgers teruggebracht. Nu of nooit, scheen hem de tijd gekomen de landen van den neder-Donau vrij te maken van de Turken, en den alouden roem van zijnen stam te herstellen. Het was een algemeene roep dat Leopold I het kruis ging planten op de ‘Aya Sophia’ van Constantinopel, en de Turken ging naar Asia jagen. Maar die deze hope voerden, rekenden zonder Lodewijk XIV, die nog eens de redder zou zijn van het turksche rijk. Den 24sten van Herfstmaand 1688, waarschijnlijk den zelfsten dag dat in Parijs het nieuws toekwam van de inneminge van Belgrad, verscheen de oorlogsverklaring van Lodewijk tegen Duitschland. Hij deed in aller haast zijne legerbenden de Rhijngouwe binnenrukken, en vooraleer de keizerlijke legers aankwamen, was gansch de slinkere oever van den Rhijn, behalve Coblentz en Trier, in het bezit der Franschen: zij verwoestten, verbrandden en vernielden er alles met eene wreedheid, die Lodewijk XIV den franschen Attila deed noemen. Het engelsch Parlement bestempelde hem met eenen nog beter
| |
| |
gepasten bijname, daar noemde men hem ‘den allerchristelijksten Turk.’
Een jaar later, bewees hij eens te meer dat hij zijnen bijname niet gestolen en had. In 1689, voerden de Turken, op het aandringen van Lodewijk XIV, wederom oorlog tegen Oostenrijk, en in hun leger waren 300 fransche bevelhebbers en krijgskundigen, die Lodewijk gezonden had om de bewegingen van het leger te bestieren.
Daarmede genoeg over de verdiensten van Vrankrijk in het bekampen van het Mahomedendom. Is er een land in Europa, dat dient in die zake eene bescheidene houdinge te nemen, het is, ons dunkens, het grootsprekende Vrankrijk.
('t Vervolgt)
L.B.
|
|