Gouden Bruiloft
DE landsche lieden weten zelden
hun onbekend geluk te melden:
ze wonen op Gods wereld groot,
ze winnen daar hun daaglijksch brood;
al eer de zonne is opgestaan
zij wakker in den arbeid gaan,
en, lijden zij, van 't lastig boeren,
hun herte weten ze op te voeren
naar Hem, die hun' verdiensten al
Zoo wete ik een', vol deugdzaamheden,
die, vijftig jaar getrouwd op heden,
den rugge recht één' stonde, en God
bedankt voor zijn voorspoedig lot;
| |
zijn' vrouwe, naast hem, hoort en ziet,
verwonderd maar ondankbaar niet,
den langen tijd dat beider leven,
te gaêr, als in een' boek geschreven,
die heden schielijk opengaat,
Daar staat 't, in gouden letterstaven,
hoe ze eerst elkaar hun herte gaven,
in God en zijn gebod getrouwd,
onstoorbaar op malkaar gebouwd;
daar staat het hoe uit hunnen stam
gezegend, elfmaal leven kwam
te spruiten; dat, vereend te gader
met ander volk, u, ouden vader
en oude moeder, kinders zoet
o Drie-en-twintig stammelingen,
uw' namen, 't ware een liedtje zingen,
moest ik ze noemen altemaal
in deze gouden bruiloftzaal;
de grondtoon zou, dat wete ik vast,
een zijn die op uw' deugden past,
o ouders, vrij van zonde en schande,
gij perels uit den vlaamschen lande,
gij Bruno en Sophie, voorwaar
't Geluk zij u gewenscht, bij dezen;
het moge u vrede- en vruchtbaar wezen,
en meêgaan menig jaren lang
zijn' ongebroken bruiloftgang:
God geve 't u, die 't al bestiert;
en 't gene gij vandage viert,
dat God 't uw' kinders, vroeg of late,
met dankbaarheid eens vieren late,
tot lof en eere en onderstand
| |
't Is uitgedicht; de woorden staken,
maar 't herte niet: 'k en weet geen' spraken
die schoon genoeg zijn, half of heel;
'k verzwijge eilaas het meeste deel;
maar Hij, die u van kindsbeen af
de hulpe van zijn' goedheid gaf,
Hij zal u zelf zijn' redens zeggen,
en heel 't mysterie openleggen,
als 't eens, in 's hemels erfenis,
11/7/'94.
Guido Gezelle
|
|