Biekorf. Jaargang 5
(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |
heeft Bethlehem, heeft 't heilig Kind gevonden,
en knielt daar nêer voortaan, in God verslonden.
Een' gouden schat, van liefde zonder palen,
van zuiverheid onaangeraakt,
zij medebrengt, en wilt hem 't Kind betalen,
dat rustend in den autaar waakt:
geen konings hand en heeft, bij vroeger dagen,
zoo hoogst eerweerden schat hem opgedragen.
Zij heft een wierookvat daarbij, ontsteken
aan 's hemels vier, dat reuken baart,
die de Englen voerend zijn, in lange reken,
eerbiediglijk ten throonewaard;
het regent manna nêer, uit de opperwolken:
gena, bermhertigheid, op land en volken.
Een' derde gave geeft zij; bitterheden,
calvariebergsche kruiden zijn't,
die 't herte van Maria krimpen deden,
in 't pijnen Jesu mêegepijnd:
in 't lijden zal voortaan zij vreugde rapen,
en boeten voor de dwaze wereldschapen.
o Helder licht, o Clara, hemelsterre,
die Vlanderland verlichtend zijt;
die zielen trekt naar u, van heinde en verre,
van hooge en leege, te aller tijd;
aanveerdt ze, die, geleid door uwe stralen,
in de armoe komt des Heeren rijkdom halen.
Aanveerdt... en laat ze, die als kind ze wonnen,
ze schaduwden voor schande en kwaad,
gelukkig zijn, die weerde levensbronnen,
en heilig ook, in hunnen staat:
o ouders, God betaalt dat Hem gegeven
uit jonsten is, voor goed, in 't eeuwig leven!
Guido Gezelle Kortrijk, 4/8/'94. |
|