versmacht. Zij komt al 't hoofdeinde of al 't voeteinde van uw bedde, en gij kunt ze gemakkelijk hooren komen. Slaat er achter, als zij komt, en zij en zal aan u niet kunnen.
Wilt gij het klaarder zien dat het eene tooveresse is, legt een mes, met de snede omhooge, op uwe borst; ofwel eenen hekel, met de tanden omhooge, dan en kunt gij er niet van gevat worden; en, wat meer is, zoo de mare komt, zij zal haar kwetsen en 's anderdaags zult gij gemakkelijk kunnen vinden wie dat het is die u wilde overvallen en beheksen.
Anderen beweren nog dat de mare iemands geest is, die over u vaart.
Middels zijn er genoeg om van de mare bevrijd te blijven: zet uwe kloefen onder uw bedde, met de toppen innewaards, dan en kan er de mare niet over. In Engeland, waar ze de mare verbeelden als eenen ruigen aap, met groote uitpuilende oogen, korten hals en dikken kop, zeggen ze dat gij uwe schoen moet onder uw bedde zetten, met de hielen binnenwaards; den zelfsten middel gebruiken ze in Denemark, waar de mare de gedaante heeft van eene vrouwe met eenen driedubbelen, gouden ring aan haren vinger.
Legt een elzentakske, dat van de mare bereden is, 't is te zeggen dat langs den grond groeide in stede van omhoogewaards, onder uw bedde, en gij zijt scheutevrij.
Ofwel maakt eenen ring van marentakken, dat is van mistel of viscum album. L., maar let wel op dat gij er de schorse aan laat, en doet hem rond uwen nekke. Trouwens, van over ouds hadden die marentakken de macht van de heksen te verjagen, en de oude heidensche priesters of godelieden van Galliën plachten ermede de toekomste te voorspellen.
Vijftien of zestien zwarte zaadtjes van een pioene, zegt Dodoens, in zijn Herbarius ofte cruydtboeck, met wijn of anderen drank, is zeer goed tegen die zware droomen ofte overvallingen der dampen die de hersenen plegen te bezwaren en die men ‘maere’ heet.
Dodoens zegt wel die zware droomen, immers elk weet