boosheid? Ofwel spreidt zij misschien een muftigen reuk, die op de tonge bijt, gelijk de Ooivaarbek (pelargonium odoratissimum) Kranebek (geranium), geblomde ijfte zoo gevierd nogtans en geprezen? - Neen 't, 't en is dat al niet; het en heeft geene boosheid in; maar eerbaar is het, en bevreesd.
Het plantje, tenger en reilde van lijf, is een duimken in zijn geslachte; zijne lange en smalle blaadtjes houden twee en twee over elkander aan de stikkels van een rijselken vaste. Ja maar, en roert er niet aan, zeg ik u, of daar zi', het blaadtje voudt toe, rijst op en voegt tegen zijn paar, en al de andere ook van geheel de reke, en sluiten tegen hunnen stengel aan. Of hebt gij misschien den stengel zelve geraakt? Omdat hij in onmacht valt, alsof hij dood viele, en verslokerd ware? - Het zal nu alzoo eenen tijd duren, tien, vijftien of twintig minuten, vooraleer dat het plantjen herleeft, en verkwikt, en wederom opengespreid aan het licht der zon, gelijk te vooren.
Zoo gevoelig is dat kruideken, en nog gevoeliger. Het en is zelfs niet noodig dat gij het raakt: een lichte wind, die er zachtjes over ademt; eene wolke of 't is gelijk wat, dat er schauwe over geeft, hitte of koude, alles deert hem, en 't bezwijmt!
Dat is nu het Kruideken-en-roert-mij-niet.
Maar kent gij Vrouw Tuilkens, die vliegen knipt (Dionaea muscipula)? - Dat is een ander fatsoentje. Bemerkt eens wel hoe het zijne dubbele eironde blaadtjes daar open legt op den grond, die roozeverwige blaadtjes met haarkens op, met kleene, kleene klierkens bezaaid, waaruit honing druipt, glimmende suiker, met balsemgeur, daar over end over: die deugniete!
Neem, daar komt eene vliege gevlogen; zij wordt den honing geware; ja, zegt zij, honing dat is goed! .. en zij is erop!......
Oei! Verraad! Vrouw Tuilkens heeft ze geknipt.......
Het vliegsken zit gevangen: 't en kan niet zijn, zegt het; het is een leelijk misverstaan; ik... gij... het draait en 't wringt, het spartelt en 't rament, 't ronkt en 't gromt, en hoe meer het Tuilkens kittelt, hoe meer ook Tuilkens