te lezen Therealdo, zooals hij inderdaad ook opgeeft. Het gezegde op bladzijde 580 van Malbrancq steunt op het gezag van Folquinus, Iperius en Meyerus, wier namen op den rand geschreven zijn.
Wat hij uit Iperius en Meyerus geleend heeft is Thoroaldi, alhoewel dit, door zijne eigene aanhaling Therealdo, gelogenstraft wordt; wat hij aan Folquinus te danken heeft is Therealdo, en daarbij nog Rochashem, dat ook in den aangehaalden text voorkomt, in plaats van Recheshem, dat bij Iperius en Meyerus te lezen staat. Door Folquinus en mogen wij hier (evenals hierboven) niet de echte en oude verzameling van Folcwin verstaan, maar een jonger afschrift daarvan, misschien het hsch. 721. Folcwin immers, wij hebben het reeds gezeid, en wierd noch aan Malbrancq, noch aan iemand toevertrouwd (z. Haigneré, Inleiding, in het begin); van eenen anderen kant, Folcwin schreef Boxem nog met Hr, zooals blijkt uit de oorkonde van 770 (Hrocashem) en uit eene andere van 877 (Hrokashem Vgl. Bijblad van Biekorf, 1893, blz. VIII), die volgens de verzameling van Folcwin weêrgegeven zijn, terwijl de text bij Malbrancq Rochashem oplevert.
Natuurlijk heeft die Thorwald (us) of beter dat Thoroaldi lucus ook naklank gevonden bij de hedendaagsche schrijvers, zooals bij P. Lansens: Alouden staet van Vlaenderen, 1841, blz. 411; bij J. De Smet: Geschiedenis van Menapië, blz. 189 en vlg.; ja, tot in Biekorf zelve, Bijblad, 1893, blz. lxxvii.
Wij hebben bestatigd dat de jongere geschiedschrijvers deze dwaling, middellijk of onmiddellijk, aan Iperius ontleend hebben. Hier rijzen nu nog een paar vragen op:
1o Is Iperius de eerste die de valsche lezing Therealdo in Thoroaldi veranderd heeft? Of heeft hij hierin misschien eenen voorganger gehad? Heeft hij zulks misschien gevonden in de afschriften van oorkonden die hij mogelijks uitgepluisterd heeft? - Daar ik het werk van Iperius niet ouder Land en heb, is het mij onmogelijk daarop te antwoorden.
2o Hoe komt het dat Therealdo in Thoroaldi is veran-