‘Dwazerik, dat gij zijt: gij en verdient waarlijk niet dat ik u nog raad geve of hulpe biede. Ik hebbe van onder den grond alles af geluisterd, alles gehoord en, om 't oudeken van den bosch, heb ik u nog dezen keer willen redden. De gang is gemaakt en het hol, met trappen voorzien, is ook afgewrocht; er blijft nog alleen eenen voet diepe te graven, daaronder zult gij alles volkomen uitgevoerd vinden: spoedt u, gij hebt nog eenen geheelen dag vóór u!’ En 't vosken verdween al onder de eerde.
Stijn was bijna zot van blijdschap en sloeg zoo vele met zijn houweel, dat hij algauwe gedaan hadde. Dan daalde hij in de diepte nêer, tot aan den gang, en liep, al dat hij rekken kon, tot tenden en kwam uit in 't bloote veld, daar hij, tot zijn overgroote vreugde, het machtig slot met zijn gouden torren zag staan, hemelhooge op den top van de rotse.
Als de zonne onder was, en de laaste dag ten einde, deed de koning Stijn roepen en vroeg hem spottend of zijn bevel volbracht was en uitgevoerd.
‘Genadige en machtige vorst,’ sprak Stijn, ‘al wat gij verzocht hebt, is gedaan en voltrokken; ware 't dat gij aan mijne woorden geen geloove en hechtet, gij kunt u met eigen oogen van de waarheid verzekeren.’
De koning ging met eenige zijner raadslieden gaan zien en vond, tot zijne groote verwonderinge en verlegentheid, dat Stijn waarheid hadde gesproken en dat hij hem volgens zijne belofte nu zijne dochter moeste geven.
‘Horkt, mijn edele jongeling,’ zei hij, ‘'k schenk u mijn dochter, zij worde uwe vrouw, wijl gij ook van koninklijken bloede zijt; eert en bemint ze als het eenen eerlijken man betaamt, belooft mij ze nooit in de handen te leveren van den koning met het wonder peerd, want ik heb groote reden om alzoo te handelen.’ Stijn beloofde 't en de koning was daarom in groote vreugde en al zijne verlegentheid was weg. Hij deed zijne dochter roepen en zij ook was blijde, omdat zij de vrouw ging worden van Stijn, den opvolger van den koning met den wonderen boom, die gouden appels draagt, en niet van den zoon des konings met het zilveren peerd.