Biekorf. Jaargang 5
(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Roomsche HeirwegenZOOALS het ontleden dezer benaming laat verstaan, waren die wegen door roomsche heirbenden gemaakt en hoofdzakelijk te hunnen dienste geschikt. Men kan de heirwegen in aloude en in echt roomsche onderscheiden. De aloude wegen bestonden in het vóór-roomsche tijdvak, en verbonden waarschijnelijk de voornaamste wijken (vici) en gouwen (pagi) der eerste bewoners onzer landstreek; later wierden zij door de Roomelingen benuttigd en volzet. | ||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||
Aan het opmerkzaam vernuft van Caesar, wezen zij waarschijnelijk de verblijfplaatsen onzer heldhaftige voorvaderen: alsdan waren het krinkelpaden (diverticula) tusschen de naburige wijken en gouwen. Deze onmiskenbare oorsprong blijkt, niet alleen uit hunnen latijnschen naam, maar ook uit de krinkelachtige richtinge der roomsche heirbanen, die deze aloude wegen vervingen. Tot voorbeeld strekke de eeuwenoude weg tusschen het land der Nerviers en dat der Morinen, die door Kortrijk en Iper, en ook door de oude Heirstrate liep. De echt roomsche heirwegen waren, van bestemming, of krijgs- of bestierwegen. De bestierwegen en zullen maar ontworpen, of toch voltrokken geweest zijn, na de verovering onzer landstreke. Zoowel krijgs- als bestierwegen telde men onder de heirwegen, die, uit Cassel en Bavai, noordwaards rondstraalden. Vroeger nog was het oude Lugdunum (Lyon) door groote heirbanen verbonden aan de Middellandsche en aan de Atlantische zee, aan de Noordzee en aan den Rhijn. Vele bestierwegen lagen in de nabijheid der bevaarbare stroomen, opdat de roomsche vlote des te gemakkelijker hadde krijgsvoorraad en manschappen kunnen aanbrengen. ***
Het ware redematig, maar zeer moeilijk, de bekende roomsche heirwegen volgens hunnen oorsprong te rangschikken. Er bestaan, wel is waar, eenige kenmerkende eigenaardigheden: zoo bewijst eene pijlrechte, overal even breede richting eenen echt roomschen oorsprong; maar de krinkelwegen kunnen aloude, echt roomsche of oud-middeleeuwsche zijn. Tot ophelderinge zijn er geschiedkundige overleveringen of oudheidskundige ontdekkingen van noode; maar deze ontbreken gemeenelijk. Liever geven wij dus de volgende verdeeling. Na de voltrekking der roomsche heirwegen, onderscheidde men: Steenwegen en aardewegen. Hier en zullen wij, om niet te lang te zijn, over de steenwegen niet handelen, omdat deze verre best beschreven | ||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||
zijn, en zelfs op de landskaarten van Peutinger en anderen aangeteekend staan. Onder de aardewegen telde men:
Naar onze meeninge, waren de banen, door den Heer Victor Gauchez beschreven, oorspronkelijk aardewegen. (Biekorf, v, 59, 60, 61). Hier volgen nu eenige inlichtingen nopens de ons bekende heirwegen onzer omstreke. *** A. De Heirstraten mieken den overgang uit tusschen de roomsche steen- en aardewegen. Zij boden, benevens hunne kenmerkende richting en breede, de volgende eigenaardigheid: De grond was er, bij plaatsen, opgevoerd, of, bij middel van houtlagen, stevig gemaakt (viae stratae). Hiervan gewaagt meermaals Tacitus (Ann. I, 51, 53 en elders). Welke was nu de richting onzer Oude Heirstrate? Volgens het zeggen van een ouden schaapherder, zou haar begin aan de Leije, tijdens het versterken der stad Meenen, spoorloos verdwenen zijn. Buiten de stad, teekent de Oude Heirstrate, onder de landen bewesten den grooten steenweg, nog heden uit, door hare diepe ligging en door haren eigenaardigen grond. Van ‘Dhonts Capelle’ tot den Kezelberg, ziet men hare overblijfsels nevens den tegenwoordigen steenweg. Aan den westgevel der huizen houdende aan de herberge ‘den Kezelberg,’ begint de groene striepe van diepgelegene meerschen. Deze strekken, schier zonder onderbreking, het noorden in west van het gehuchte ‘de Hoogte;’ door den ‘Kliphoek;’ over de Heulebeke; west van den ‘Sinte-Pieter hoek;’ oost van den ‘Tuimelaarhoek’ en, eindelijk, schuins naar de oude afspanninge ‘den Meerlaan.’ Deze herberge groeide aan tot een gehuchte; en dit wierd in onzen tijd de gemeente Beythem (woonplaats van den heer Beheyt). Verder noordwaards lag de heirstrate ten oosten van den | ||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||
steenweg; als ook oost van den alouden, welbekenden aardhoop bij Rousselare; zij eindigde aan de zuidstrate dezer stad. B. De gouwwegen schijnen oorspronkelijk krinkelpaden geweest te zijn, die, door het voorbijgaan van inlandsche of vreemde krijgsbenden langzamerhand verbreed, eindelijk door de Roomelingen eenigszins recht getrokken, gebruikbaar gemaakt en benuttigd wierden. De gouw weg, die door Kortrijk en Iper lag, wordt nog heden door geheel onze streke de Oude Iperstrate geheeten. Van den ‘Ouden Doorn’ te Kortrijk, liep deze weg langs ‘den Losschaert te Heule, langs ‘den Berghel’ te Gulleghem, naar Moorseele-dorp en, verder westwaards, naarden Kezelberg; vanhier, langs ‘den Vijfweghe-hoek’ te Dadizeele, door het gehuchte ‘Ter Hant’ te Gheluwe, naar ‘den Molenhoek’ te Becelare; daarna ging de Oude Iperstraat, door ‘den Reutelhoek’ en het veld (Gheluvelt), naar ‘den Zandberg’ en eindelijk naar Iper. ‘De Oude Iperstraat,’ zegt de Geschiedenis van Gheluwe, blz. 13, ‘was de groote heirweg van Kortrijk naar Iper en dagteekent waarschijnelijk van den tijd der Romeinen. Althans is het zeker, dat langs daar de rechtste verbinding van Cassel met Tongeren te vinden was. Als men die eenzame straat doorwandelt, kijkt men heel verwonderd haar, bij plaatsen, wel vijftien meters breed te zien.’ De gewone breede, in onze streke toch, en is maar van zes tot acht stappen. - Nog schreef ons de opsteller van dat verdienstelijk werk: ‘Mijns dunkens, waar nu het gehuchte Ter Hant staat, was er oudtijds eene vierkante plaats (legerplaats). Trouwens, de bestaande huizen en hoven, thans nog, maken daaromtrent een volmaakt vierkant uit.’ Men bemerke, dat dit vierkant nevens eene kruisstraat lag, ter hoogte van 40 meters boven het zeevlak. Zooals de wording van onzen aardebol, in dezes onderscheidene grondlagen, als op de bladzijden van een reusachtig boekwerk te lezen staat, zóó is de geschiedenis van het menschdom, uit de zaken die in de boven- | ||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||
korst besloten liggen, op te maken. De geldstukken die in onze streek gevonden wierden, zouden toelaten geheel onze geschiedenis aaneen te schakelen. Een merkweerdig geldstuk wierd, over eenige jaren, nabij de Oude Iperstrate ontdekt, tusschen den Kezelberg en den Vijfweghe-hoek. In grootte en in gewicht, gelijkt dit zilveren stuk aan eenen hedendaagschen halven frank. Het middendeel is uitnemend wel bewaard, maar de rand heeft veel geleden. Op de eene zijde ziet men de afbeelding van Jupiter Capitolinus, met eenige nog leesbare overblijfsels van dezes bekenden eernaam, in latijn van het vóór-classiek tijd-vak:
De oppergod van het Capitolium, op eenen throon gezeten, houdt met de slinkere hand eenen staf, waar de adelaar op te rusten zit; de rechtere hand drukt eenen lauwertak. Op de andere zijde van het stuk, ziet men eenen gelauwerden kop, die eene treffende gelijkenis biedt met de gekende afbeeldingen van Julius Caesar; onder andere, gelijkt hij wel in uitzicht en in grootte, aan de kop van den veroveraar, zooals deze in het verminderd Woordenboek van P. Larousse te ziene staat. Het onderdeel der neus schijnt afgestekt met een scherp oorlogswapen; het achterhoofd draagt insgelijks het spoor van eenen kap. Uit de plaats der nog leesbare, en het waarschijnelijk getal der onduidelijke letters, kan het volgend omschrift samengesteld worden:
Nog eene andere gissing is mogelijk, doch min voldoende. C. Onder de Buurtwegen van roomschen oorsprong is waarschijnelijk een weg te tellen die lag van het gehucht ‘den Meerlaan’ op de Heirstrate, door ‘den Koekuithoek’ door Moorslede-dorp, en, door den ‘Waterdam- | ||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||
hoek,’ naar Ter Hant op de oude Iperstrate. Deze weg wierd de Iperstrate of de Peperstrate geheeten; heden heet hij ook ‘de Kleene Rousselaarstrate.’ Een andere buurtweg liep van Sinte-Pieterhoek, op de Heirstrate, naar Ledeghem-dorp en verder zuidwaards, naar de Oude Iperstrate. Deze twee eeuwenoude ‘leden’Ga naar voetnoot(1), waar Ledeghem en Moorslede (moorze = slijk, dus slijkweg? hunnen naam aan verschuldigd schijnen, waren, naar ons oordeel, roomsche buurtwegen. *** Mochten wij onze kennissen nopens de oude wegen van Vlanderen zien volzetten! mocht de voorstel van eenen hooggeachten medewerker van Biekorf (V, 59 aanteek.) verwezentlijkt worden! Mogelijks zullen de voorige verhandelingen wel iets bij gebracht hebben, om het merkweerdig vooruitzicht en de eenvoudige doelmatigheid van het onovertroffene roomsche volk wat meer te doen bewonderen. Zulke opzoekingen werpen soms onverwacht licht over het verspreiden der beschaving en des christendoms alsook over allerlei taal- en geschiedkundige oudheden. Eindelijk, de opsporingen nopens het vroegere landsleven, over onzen grond en onze streke schijnen ons eene redematige inleiding tot diepgrondig onderzoek over de eerste bevolking en de aloude taal van ons dierbaar Vlanderen. Dr. Jul. Blancke |