Twee gedenkstukken van Roeland
Over 50 jaar verteld.
WIE van ons, Westvlamingen, wist er te vertellen dat Roeland, de held van het Roelandslied, de gekende en gevreesde neef van Karlemanje, in onze streken nog gereisd heeft?
En nochtans is het zoo, voor iemand die geloof wilt geven aan den volkszeg, aan de legende.
Twee gedenkstukken van Roeland zijnen doortocht in onze streken zijn ons tot hedendaags overgebleven.
Op het einde der jaren zeven honderd, was er in 't Zuiden van Iper een uitgestrekt woud, ‘Den Eeckenbusch’ genaamd; het strekte, menige uren verre uit en 't was van beken doorkruist. Heden is dit al verdwenen en wij vinden daar nu schoone dorpkes zooals Kemmel en Dickebusch. Ten dien tijde was Roeland op zekeren dag, ons Heere weet hoe, in dien Eeckenbusch verdoold gerocht, en moe en afgemat zat hij in eene wijde lare met zijn hoofd tusschen zijne vuisten te peizen.
Ridder Roeland had de zalige gewoonte, hem ten minste eenen keer daags in eene ijselijke woede te stellen en nu ook en zag hij er niet lachensgezind uit, in 't geheele niet; want al met eens springt hij recht, zwaait