Biekorf. Jaargang 5(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Eeuwige Visscher (Volkssage gehoord te Poperinghe) 't IS donkere nacht, de stormwind bruischt; Wel wild is de bare die raast en ruischt En de duinen slaat. Bij moeders ziekbed staat recht de zoon; Hij spreekt heur aan op een droogen toon En met hard gelaat. ‘O moeder! ik moete uwen zegen ontvaân, Ik wille wel ras aan het visschen gaan, Ik wille!’ zei hij! - ‘O zone! gij zijt uw moeder zoo wreed 'k Ben krank en ge doet m' een doodelijk leed, 'k Zal sterven!’ zei zij. d' Ontaarde zone loopt heen naar 't strand; Hij steekt binst den storm zijn schuite van land, Spijts wind ende vloed. Zijn moeder die stierf, zij stierf alleen: Zij 'n gaf heuren zone geen zegen vóór 't scheên, Geen varewelsgroet! [pagina 138] [p. 138] De storm huilt wilder en d' afgrond kookt, De woeste bare de schuite bestookt, En kraken doet zij! Daar worstelde en weerde de visscher om niet: Een zwepende wind zijne schuite ommestiet En zinken deed hij! En sedert dien tijd, bij donkeren nacht, Als 't on weder woedt met vreesb're kracht, De visscher soms hoort Den wilden zone die woelt in den kolk, Bij dondergeknal en bliks'mende wolk. Hij vischt eeuwig voort! Vorige Volgende