der Duitsche vorsten, en zijnen invloed voelde men gansch Europa door. In zijnen tijd reeds wilden de Franschen van de beschaafde wereld één koninkrijk maken, het hunne (“monarchie universelle”), voor 't geluk van 't menschdom, en zij meenden dat het ook Philips zijn gedacht was. En inderdaad, die koning vrocht om zijnen broeder Keizer van Duitschland te maken en trachtte alles meester te worden.’
Ware nu Vlaanderen ‘de hinderpaal niet geweest waartegen Philips' plannen in duigen vielen (Boutaric),’ hadden de Franschen onze streken kunnen inpalmen, zoo zou Duitschland van in de middeleeuwen, dat volk gedurig moeten bevechten hebben: dan reeds verzekerden wij het evenwicht onder de landen van Europa, als niemand nog op evenwicht peisde. En wat zou Engelland gekunnen hebben in zulk geval tegen Vrankrijk? Ongetwijfeld dus ging de geschiedenis van Europa eenen anderen weg in, ware het Fransche leger te Kortrijk in de bloedmeerschen niet verzonken. Aldaar bijgevolg, en later altijd hebben wij meer dan ons deel gedaan, meer dan ons deel geleden, ter verdediging van de gemeene belangen der volkeren, tot nut bijzonderlijk van het Duitsche keizerrijk, dat eertijds aan onze gewesten den naam gaf van ‘Vormauer (voormuur) des Reichs.’
Sedert den Spoorenslag was de strijd tegen Vrankrijk altijd de reden van ons bestaan, en nu nog is onze onafhankelijkheid een gevolg van die eeuwenoude worstelinge te Kortrijk begonnen, en meêgaande ook eene eene belooning, ons van wege onze geburen voor bewezene diensten verschuldigd.
Uit dat alles blijkt eindelijk, hoe wij niet moeten verwonderd zijn als wij hooren dat Vrankrijk heden nog nijdig op ons blijft loeren en ons landeken zou willen van de wereldkaart vagen.
De slag van Kortrijk wordt door de geleerden ook aanzien als de zegepraal der gemeenten tegen Philips-den-Schoone, die hunne vrijheden wilde inkorten: onze vaderen trokken naar het slagveld zeggende ‘dat zij in dienstbaarheid niet en wilden vervallen.’ ‘La nation Flamande entière repoussait l'oppression à laquelle partout