Biekorf. Jaargang 5
(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Klein meisken nog, ik droomde alrêe
van duizend duizend wondre zaken,
die mij gelukkig moesten maken.
't Stroomde alles toe van land en zee:
schoon speelgoed, fijne lekkernijën,
en mooie kleêren, beuz'larijën...
Casteelen, ai! - 'k Was wel daarmêe,
En Clara wierd hetgeen gij ziet,
en nog en is ze niet genezen.
Zij zal nu dit, nu dat eens wezen;
zij mint de vreugd en haat 't verdriet:
zij zal heur land vol lachkruid zaaien
en later immer leute maaien!
- Is 't bouwen in de lucht of niet?
O! lacht niet, gij die mij aanhoort:
gij meent dat, na uw kostschooljaren,
u niets meer pijn of smert zal baren,
dat alles wezen zal zoo 't b'hoort.
Gij ook zijt in de lucht aan 't bouwen:
ziet toe dat nooit het u berouwe,
dat ge in den moortel niet versmoort!
Perrette, zoo de fabel luidt,
ging naar de stad heur waar verkoopen;
heure inbeelding schiep geld bij hoopen!
Een wip...... de pot valt...... 't loopt al uit......
En zij, die moeste dame wezen,
ze stond daar arm, versteld, verwezen,
onnoozel ziende 'lijk een puid.
Gij, Zuster lief en hoog geeërd,
en duidt het mij toch niet ten kwade,
zoo ik uw' krankheid ook kan raden:
niet min dan wij, wendt gij en keert
zoo menigmaal uw hert naar droomen,
die nooit in wezen zullen komen.
G'hebt ook het bouwen aangeleerd.
Ik wilde wel, maar...... neen, ik ducht......
En toch, hoe aardig, 'k zal het wagen
| |
[pagina 42]
| |
en stel eerbiedig hem de vrage:
N.N., voelt gij nooit lust of zucht
naar iets dat listig weet te vlieden,
daar gij het meent te zien geschieden?
't Zijn uw' casteelkens in de lucht.
O! wat er ook van word6 of niet,
zóó bouwen doet mij deugd aan 't herte;
ook, kwelt mij somtijds leed of smerte,
'k zie hoopvol naar een blij verschiet.
't Verschiet verdwijnt, ik sta bedrogen......
maar 'k zeg dan, ziende naar den hooge:
dáár bouwt men in de lucht toch niet!
Pensionaat van I..., op Sinte Caecilia, 1893. |
|