Biekorf. Jaargang 5(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Guido Gezelle KENT gij hem niet? Guido Gezelle, hem en zijn dreunend vlaamsche lied? Heeft zijn gezang in uwe ooren geklonken, is zijne stemme in uw herte gezonken? Hebt gij zijn zielverrukkend woord, hebt gij 't gezien, verstaan en gehoord? Kent gij hem niet? hem niet, voor waar? Guido Gezelle, hem en zijne ronkende dichtersnaar, die uwe ziele kan hemelwaards voeren, en uw gevoelens in 't herte ommeroeren? Snare die trilt en die schokt en die beeft, onder den adem van 't minste dat leeft? Kent gij hem niet, en kan het zijn? Guido Gezelle, hem en zijn schildergetuig, zoo fijn, dat hij de blomme en de plante op 't papier schildert, nog schoonder als levende schier? Dat hij de zonne en de sterre die beeft, al het geschapene een tale geeft. [pagina 7] [p. 7] Kent gij hem niet? Zoo leert hem thans, Guido Gezelle, kennen in 't lied ‘der tijden krans’ 't lied van het dagelijksch vlaamsche leven, met zijn genot en zijn smerten omgeven, 't lied dat van dagen en maanden luidt en met den zang der eeuwigheid sluit. 10/12/93. Jer. Noterdaeme Vorige Volgende