verteerd wordt, zoo geraakt er min krachtige lebbe afgezonderd en gewonnen; het zoutzuur, dat de mage zuivert en ontsmet, en wordt maar in kleene hoeveelheid, of in 't geheele niet, voortgebracht; en de levelingen geraken, onverlet, uit de mage in 't gedermte, waar zij gunstige lage en geschiktheid vinden om te wassen, te woekeren en het lichaam aan te vallen.
De zelfste oorzaken, ten anderen, verkranken den slijmbast of het slijmvlies der buikgewanden, en daardoor verliest het lichaam nog eens een verweer waarop de leveling zou te kampen en te strijden gehad hebben.
De drinkebroeders, en bijzonderlijk de geniverdrinkers, en mogen wij hier ook niet vergeten; zij gaan immers voorenop onder het slachtvee van de cholera.
Hoe ware het ook anders mogelijk!
Wij kennen trouwens de rampzalige bete en vrete van den wijngeest of alcohol op geheel het menschelijk gestel.
Wij weten dat hij de mage en de darms geheel en gansch ziek maakt en het ontsmettend zoutzuur uit de mage verdrijft; wij weten ook dat er, om zeggens, geen deel van ons lichaam en is dat, door den drank, van zijne levende krachten niet en verliest.
Geen wonder dus is 't dat men in boeken en in dagbladen meldinge vindt van het overmatig groot getal geniverdrinkers die van de cholera overvallen worden en van het al te kleen getal die de plage weêrstaan.
De mensch kan nog op velerlei andere wijzen zijne gezondheid en de kampveerdigbeid zijner zellen verminderen; hij kan ook de kiemen zijner weekheid en van zijn onvermeugendheid van zijne ouders als erfenisse gekregen hebben. Nu, 't is gelijk van waar bij die weekheid gehaald heeft, zij is hem hinderlijk in zijnen strijd met den choleraleveling.
Gij zoudt nochtans missen als gij peist dat mijne uitleggingen u klaar zullen doen zien door al dat cholerabetrapinge en choleraverspreidinge aangaat.
Daar zijn nog zoo vele dingen waarvan wij geen gebenedijd woord en weten. Alzoo is het dat wij geen bescheed en kunnen geven hoe het komt, dat, als twee gezonde