Biekorf. Jaargang 4
(1893)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. XLIV]
| ||||||
Bijblad van ‘Biekorf’ in Slachtmaand 1893.Westvlaamsche OordnamenkundeDE achtbare schrijver der belangrijke bijdrage tot de studie der plaatsnamen der vlaamsche kust, over korten tijd in Biekorf verschenen, doet, op het einde van zijn verdienstig werk, eenen oproep tot de medewerking zijner lezers, om de leemten, welke zij daarin zouden kunnen ontwaard hebben, aan te vullen. Dit verzoek beantwoordende, vragen wij oorlof om eenige terechtwijzingen en aanvullingen in de lijst van den Heer Verwaetermeulen te doen, namentlijk nopens den Sluisput van Middelkerke en de oordnamen van Lombardsyde en Oostende. Bladzijde XXI noemt de schrijver den Sluizeput welken hij als een overblijfsel der haven van Walravensyde meent te mogen aanschouwen. Dat er te Walravensyde ooit eene haven bestaan heeft, zou, dunkt ons, zeer moeilijk zijn om bewijzen. Ons dunkens, is de Sluisput, - put zonder grond, beweren de eenvoudige lieden der streek, - niets anders dan het overblijfsel der sluis van het gewezen Camerlinksambacht, dienende, zooals die van het Woutermansambacht (te Albertus) - ook verdwenen, - om het opperwater in zee te lossen. | ||||||
[pagina XLIV]
| ||||||
Van daar de namen van Sluisvliet, die de sluis in betrekking stelde met den Yperleet, en waarvan het bed nog zienlijk is, en van Sluisdijk, in de nabijheid van Sluis gelegen. Die sluis had eene lengte van ongeveer 57 roedenGa naar voetnoot(1). Men vindt in de keuren der wateringe van 't CamerlinksambachtGa naar voetnoot(2) verscheidene schikkingen betreffende deze sluis. Artikel 25 verbood binnen de sluis te gaan om mosselen, paling of andere visschen te vangen; ‘barderen’ of planken te breken; eenige ‘zoute ofte varssche dueren’ - die met de zoute en versche sluis overeenkwamen, - te openen of te sluiten. Omstreeks het jaar 1562 verklaarden de bestuurders dezer watering dat het noodzakelijk was de sluis zuidwaarts een paar roeden te verlengen, om de verzanding ervan te bestrijden. Jaarlijks hadden zij aanzienlijke kosten om het ‘pooten’ van rijs en strooi op en omtrent den nabij gelegen grooten bleckaert ende zandvlage, opdat ‘de Wale ofte den waterloop tusschen huerlieder zouten ende versschen sluys niet vervullen en zoude’Ga naar voetnoot(3). De rekening dezer watering over het jaar 1581, vermeldt groote herstellingen aan de sluis, ten gevolge eener overstroomingGa naar voetnoot(4). De sluisdeuren vielen op het laatste der verledene eeuw in, zoo vertelde ons een ouderling van Middelkerke, over eenige jaren.
***
De oordnamen van Lombardsyde zijn nog al talrijk. Wij geven hier de ons bekende benamingen die in de lijst van den Heer Verwaetermeulen niet voorkomen: | ||||||
Pannen.
| ||||||
[pagina XLV]
| ||||||
De pannen liggen tusschen Lombardsyde en de zee en wierden, - vertelt men, - eertijds door de zee bevloeid: de schelpen die men erin vindt bewijzen het. | ||||||
Wijken.Hooge stad. Een zeeader, - nog zichtbaar, - lag eertijds bij de hoogte, en was voor schuiten bevaarbaar. De leege stad, (ook Basseville genoemd), staat in de lijst van den Heer Verwaetermeulen aangeteekend. | ||||||
Straten.Er bestaat ook eene straat die Basseville heet. Kerkstraat. Galgestraat. Deze laatste naam wordt niet meer gebruikt. | ||||||
Wegen.Zevecoteweg. (van Lombardsyde zeewaarts loopende). Haak. (zelfde richting en optrek genoemd). Bergeweg. (zelfde richting). | ||||||
[pagina XLVI]
| ||||||
Hillen.
De Pestekaai. Op den Oostkant der haven van Nieupoort, in tijd van pest tot quarantaine of ‘bijvak’ gediend hebbende. Wat Oostende betreft, in de naamlijst moeten geschoven worden, onder de Geulen en de Kreken: de Noordheede en de Sinte Katherine kreek. Deze laatste reeds verouderde benaming wordt nog gegeven aan eenen breeden gracht, nabij het Sint Vincentius gesticht gelegen, het laatste overblijfsel der kreek van Sinte Katherine, voortkomende van eenen gewezen watergang die van de XIIIde eeuw dagteekent en in de XVde en XVIde eeuwen de Oostendsche Watergang genoemd wierd. Te recht bemerkt de schrijver dat Oostende zijne duinen kwijt is, en dat hunne namen verloren gegaan zijn. De aanzienlijke veranderingen welke onze stad met den geuzentijd en de vermaarde belegering van 1601-1604 ondergaan heeft, hebben menigen plaatsnaam den weg van den doodboek doen inslaan. Wie weet er nog te spreken van de wijken genaamd: Clockedorp, Heulbrugghe, de Ceure, Blutsyer, het Moerlemaey, de Myncke, en andere plaatsnamen waarvan onze oorkonden melding maken? Doch, deden de daareven bedoelde gebeurtenissen vele namen verdwijnen, zij gaven ook het bestaan aan verscheidene nog gekende plaatsbenamingen, en onder andere aan die van Lissemoris. Zoo heeft men altijd den wijk genoemd, welke in den Heer Verwaetermeulen's lijst ten onrechte onder den naam van Vierbakehoek voorkomt, en heden de viertorre, of kortweg, de hoek genoemd wordt, zulks sedert het oprichten aldaar van den nieuwen vuurtoren (1861). Vroeger echter zei | ||||||
[pagina XLVII]
| ||||||
men, en zeggen vele lieden nog Lissemorris of Lissemorrishoek. De doorsnijding der oostduinen van Oostende, binst den geuzentijd (1584 of 1586) en de daardoor veroorzaakte overstrooming der omliggende landerijen, deden rondom de stad moerassen en schorren ontstaan, en onder deze, die van Lissemorris, ook Lisse Moris, op sommige kanten Leefken Moris of Liefken Driesch (driesch is eene weide die men in zaailand verandert) geheeten, - ten gevolge van verwarring tusschen de letters s en f - de weergâ waarschijnelijk van Wisse Morris bij Duinkerke, en die niet anders beteekenen kan dan eene moerassige streek, een schorrestuk, waar riet of lisch groet. ‘De schorre genoemt Liske Mores, vloeyende sedert den jaere 1584’ zegt eene kaart der verledene eeuw; ‘landen gelegen in het schorre genaamt Lijsken Morres’ zegt eene kerkrekening van Breedene (1754, fo 61.) Schorre en moeras zijn nu in wei- en zaailand herschapen en een aanzienlijk wordend gehucht bedekt eenen wijk die langen tijd voor eene soort van roovershoek bekend is geweest. Getuige daarvan de spreekwijzen: ‘Wacht u van Lisje-Morris, de bende van Lisje-Morris.’ Nog een ander spreekwoord luidt: ‘'t Zal komen in de dagen van Lisje-Morris’; doch de beteekenis ervan is ons niet bekend. De inwoners der streek kennen verscheidene rooversvertellingen betrekkelijk dezen wijk, waarvan de aloude naam op zijne beurt dreigt in vergetenheid te geraken, even als die van 't Wegstekertje, omtrent dezelfde plaats.
Edw. Vlietinck |
|