voorvoegsel at in toogen en toonen, Biekorf, 1ste jaargang, bl. 84); en het werkw. nam, mits de noodzakelijk geworden verscherping der ingaande zd tot st, de gedaante staumjan aan. Dit moet al heel vroeg geschied zijn, voor de wijziging der germ. z tot r. Naar dit werkw. wierd dan, voor het intreden van den omklank, een nieuw zelfst. naamw. gevormd, te weten staum(oz), dat vertegenwoordigd is door het dietsche stoom, en het angelsaksische stéam (ags. éa = germ. au), nieuw engelsch steam. Aan het werkw. staumjan beantwoordt het dietsche stoomen, en het angelsaks. stéman in be-stéman (é = e, een der angelsaks. omklanksvormen van éa < au), middelengelsch ste̅men; het tegenwoordig engelsch werkw. is, zoowel wat (regelmatig) de uitsprake, als wat (onregelmatig) de spelling aangaat, met het zelfst. naamwoord te zamen gevallen.
Op de zelfste wijze wordt spreiden, nevens breed, door eenigen uitgeleid als ontstaan uit uz-braidjan > spraidjan; maar dit wordt door anderen, met grondige, doch wel niet beslissende redenen, geloochend. De afleiding die wij hier voor stoom, nevens doom, aangeven, is ook enkel eene veronderstelling, die zou dienen door andere en zekerder voorbeelden bekrachtigd te worden.
A. Dassonville