Verders, geeft hij de geschiedenisse van de vlaamsche tale en letterkunde in fransch Vlanderen.
Het werk sluit met eene vergelijkende taalstudie tusschen het Vlaamsch en de andere talen die aan den Germaanschen stam toebehooren.
De Franschmans, voor wie dit werk eigentlijk geschreven is, zullen er eenen overvloed van belangrijke wetendheden in vinden. De Vlamingen zullen er min in leeren, zegge de Vlamingen die niet geheel en gansch vreemde en zijn in de geschiedenisse hunner Letterkunde. Trouwens, wat de schrijver zegt over oude Vlaamsche Letterkunde in het hoofdstuk: ‘Documents en langue saxonne et flamande’ treft men aan in de eerste geschiedenisse de gereedste van Nederlandsche Letterkunde.
Deze bemerkinge en schendt hoegenaamd de verdienste niet van het werk, daar het geschreven is voor lezers, die de opsteller met recht en reden volstrekt onkundig in der zake mocht oordeelen. Wij schuiven ze hier alleenlijk tusschen om op den onbezonnen geestdrift te wijzen van sommige fransche dagbladschrijvers uit vlaamsch Vlanderen, die het werk aankondigden en die schijnen van hunne vlaamsche Letterkunde maar te weten, wat zij er in fransche gewrochten over lezen.
Bij de lezinge der hoogst belangrijke geschiedenisse van het overouds gesproken vlaamsch in Vrankrijk, stipten wij ter loops de volgende wetensweerdigheden aan:
Eene kerkvergaderinge te Tours gehoudenten jare 812, en eene andere te Arles in 851 bevolen aan de bisschoppen hunne latijnsche preeken in 't romaansch en in 't dietsch te vertalen.
Lodewijk de goedertieren deed den Bijbel in dietsche verzen overzetten.
De H. Adelhart, gestorven in 826 en abt van Corbie in Picardien, prak er in 't dietsch.
In 853 sprak men te Bayeux in Normandiën meer dietsch dan romaansch.
In Normandiën, zijn nog verschillige plaatsnamen die dietsch klinken, en die het onmogelijk is af te leiden van de scandinaafsche tale der Noordmannen, die daar onder Rollo aanlandden: hun oorsprong moet Sassensch zijn.
Te Andresy, tusschen Argentueil en Mantes, heeft men onlangs een geheel Merowingisch begraafhof blootgedolven.
Op het einde der 16de eeuwe, wierden te Rijssel de niet ambtelijke zaken nog in het vlaamsch verhandeld.
Te Lande-de-Cubzac bij Livourne (Gironde), hangen klokken met vlaamsche opschriften.
Lodewijk XIV, die nochtans in het veroverde Vlanderen het gebruik van het vlaamsch verboden had voor ambtelijke stukken, teekende, ‘int castel van Versailles den twee en twintigsten Maerte 1674,’ een bevel in het vlaamsch opgesteld.