Biekorf. Jaargang 4
(1893)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd2Cruyshautem is verre
van Kortrijk, 't is waar;
toch is mij, die Kortrijk bewoone,
de glans wel bekend van
uw prachtig nieuw haar,
en 'k weet dat uw' mutse staat schoone!
| |
3De tijd heeft voor nieten
heur zeisen gezwaaid:
reeds tachentig jaren te reke;
maar Gij hebt, tot nu toe,
nog boven gekraaid:
't is biechtewaar, al dat ik spreke.
| |
4Aan tafel, in bedde, in
de kerke of op straat,
't zij vroeg of 't zij late, al uw leven
uw zelven gelijk, zoo
in raad als in daad,
zijt ge altijd Hortense gebleven!
| |
5
Proficiat, zegge ik,
Hortense, en ik meen 't:
't en zijnder geen twee, zoo als Gij zijt,
die alles dat goed is
en schoone vereent:
ik wete en ik zeg 't, daar Gij bij zijt!
| |
6En neem' het niet kwalijk:
dat iedereen zegt,
waarom zou 'k het zwijgen? Waaromme?
Van Vlanderens vrouwen
zoo zijt Gij, te recht,
de perel, de kruime en de blomme!
| |
7't Zijn dichters in Vlanderen,
alhier en aldaar;
men telt ze bij vijven en zessen;
maar, ievers in Vlanderen
en ken ik, voorwaar,
maar ééne, geen twee dichteressen.
| |
8Laat staan nog van dichten,
maar, zingen lijk Gij,
als jonkheden zwijgen en zweeten,
wie kan dat? Geen een die
daar leeft, of 't en zij
de vogels die nachtegaal heeten!
| |
[pagina 325]
| |
9Ik roepe getuigen:
gij Pastors, die pleegt
van verre en van bij, hier te wezen,
bekent het: hoe dikwijls,
den beker geleegd,
en hebt gij heur' stem niet geprezen?
| |
10Aan tafel, belet het,
hoe koninklijk groot
en zit, of en staat Zij te pronken?
Hoe blij is heur herte, als,
in 't wit of in 't rood,
een' potflassche of twee wordt gedronken!
| |
11Gezondheid, Hortense,
Matante, Masoeur;
gezondheid; en lang nog te leven,
dat moge de goedheid
van God U, dwersdeur
den winter, die nakende is, geven!
| |
12Doch winter en kent Gij
niet; zomer altijd,
daar Gij zijt, daar is het en blijft het;
de leute en 't verzet, daar
Gij elk meê verblijdt,
geen' goudene penne en beschrijft het
| |
13
Proficiat! Nog eens
den beker gekeerd,
de grond van mijn' kele wordt drooge:
staat op dan, en allen
Hortense vereerd,
met herten en glazen omhooge!
| |
14't En is maar zulk ééne;
God spare ze toch,
en geve de algoede Beschikker
dat, honderd jaar oud, of
iets meer, Zij dan nog
mag dansen 'ne' geildige' flikker!
X.Y.Z. |
|