Biekorf. Jaargang 4
(1893)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver den laatsten Abt van den DuineEEN slachtoffer van het fransche onheil in ons geweste was Eerweerdigste Heer Maurus De Mol, de 53ste en laatste Abt van den Duine. Hij wierd geboren te Gent in 1748, en nam, nog zeer jong zijnde, omtrent 1765, zijne streke naar Brugge, om er zijn leven aan God alleene te jeunen. Toen ter tijde stond de abdije van den Duine, te Brugge, wijd en breed bekend. Zegge te Brugge; want achter dat de Geuzen het klooster, dat te Veurne gesticht wierd in 1107, te gronde toe verwoest en vernield hadden, wierd het te Brugge herbouwd, van 1623 tot 1628, in ‘'t huus of 't hof ter doest up de Reye.’ Van als Maurus daar toe kwam stond hij al gauwe, om zijnen minzamen aard en zijne begaafdheden, in ieders gunste; zoodat hij, nauwelijks priester gewijd zijnde, reeds als lector of leeraar in de ‘Hooggeleerdheyd Godts’ aangesteld wierd, ten jare 1775; en dat hij als bestierder van have en erve voorkomt in een bewijs van | |
[pagina 310]
| |
geldverschot van den 23sten in Slachtmaand 1792Ga naar voetnoot(1), te gâre met zijne Eerweerde Broeders Placidus van Hyfte, en Marcus Loosveldt, priors. Der was dien dag sprake van 36,000 guldens brabandsch geld in leeninge te geven aan den Eerweerdigsten Broeder Engelbrecht Delforterie, den Abt van Baudeloo, te Gent. Immers, na den slag van Jemmapes, die geslegen wierd op den 6den in Slachtmaand, waren de Oostenrijkers achteruitgeweken, en de waalsche Broekeloozen deden hunnen eersten inval in onze streken. Zoo een geluk en kost niet te hooge en te diere geschat worden; ook, bij ‘besluyt van de verbeeldighers van het fransche volk,’ wierden de geestelijke gezelschappen uit de gentsche gouwe aangeslegen voor ‘twee miljoen livres frans geldt, te tellen binnen de veerthien dagen,’ met de wete dat ‘den Commissaris generael van het fransch leger daeromtrent binnen de twee mael 24 hueren de uytslaende antwoorde was wachtende.’ Baudeloo, lag, voor zijn aandeel, aan tachentigduist guldens! ***
Weinige maanden later, dit is op den 1sten van Schrikkelmaand 1793, teekende De Mol als ‘Vicaris van Duyne,’ benevens vroeger gezeiden Frr Placidus van Hijfte. Daarbij was hij gekend als goede predicant en wijze zielgeleider. Sedert den 2den in Koornmaand 1792, was Eerw. Heer Robrecht Van Severen, die Bruggeling was van geboorte, en 52ste Abt, overleden. Niemand vond men die beter geschikt was om hem te vervangen, of 't en zij Maurus De Mol. Zijne kiezinge wierd aanveerd en bekrachtigd door keizer Frans II; en mijn Hoogweerdigste Heer Felix Willem Brenart, 17ste bisschop van Brugge en erfachtig kanselier van Vlanderen, bijgestaan door Emmanuel Prisie, Abt van den Eeckhoute, en | |
[pagina 311]
| |
Godevaart Rycx, Abt van 's Heiligen Niklaas te Veurne, schonk hem den staf en den miter, op den 30sten in Zomermaand 1793. Abt De Mol nam voor wapenschild drie gouden Biekorven, op blauwen velde; en uit zijnen omgekeerden name trok hij deze zijn' spreuke: ‘Do Mel,’ dit is: ‘Ik geve zeem.’ Intusschentijd, ten gevolge van den slag van Neerwinden, die gevochten wierd den 18sten in Lentemaand 1783, had het land gezuiverd geweest van het fransch gespuis, en was wederom gekeerd onder het oostenrijksch bestier. Maar de tijden wierden hoe langer hoe schuwer, en de zuidersche woelinge moest wederom onze vreedzame gewesten komen stooren. ‘De woeste godloosheid, gelijk een noordorkaan, borst los en brulde. Niets en kon haar geweld weêrstaan. De kerken kraakten; kruis en altaar wierden geschonden; de priesterschap vermoord, in ballingschap gezonden; het heiligdom onteerd, en al wat godlijk is verbrijzeld en vernield!’ Aldus zaliger L.-L. De Bo. Dat was in 1794. De slag van Fleurus, die geslegen wierd op den 26sten in Zomermaand, maar nog meer de onberadentheid en de werkeloosheid der keizerlijken, bracht ons voor de tweede maal onder het hatelijk juk der Jacobinen, en dat voor twintig jaar lang! 't En was nogmaals niet uit weelde dat die vrijheidsvrienden de belgische gouwen overweldigden! Zij begonnen met eene buitengewone geldlichtinge te doen van 70.000.000 frank. De Abdije van den Duine, evenals alle kerken en geestelijke gestichten, wierd aangeslegen en verbeurd; de Duinheeren wierden uiteen gezonden, zij kregen eene schamele vergeldinge, en de Abt wierd verbannen. ***
Hij vluchtte bij zijnen broeder, den bakker Jan De Mol, uit de Ridderstrate, bij de gewezen Heilige Walburga- | |
[pagina 312]
| |
kerke, in het huis dat heden onder talmerk 4 staat. Van daar, verkleed gelijk een' bakker, trok hij naar Duitschland. Niklaas de Roovere, de laatste overblijvende duinheere te wege, ging meê tot aan 't landgescheê. Daar stond Abt Maurus stille; een laatsten keer keek hij naar zijn land, en hij sprak: ‘Broeder de Roovere, ik moete vluchten, maar 'k en mag den Duine niet laten zonder zorger! Gij zijt nog jong en weinig bekend, en de verdrukkinge zal toch eensdaags eindigen. Keert gij weêre naar Brugge. Ik vertrouwe u al de bezittingen van onze geliefde Abdije. Tracht deze weêre op te richten, als de storm zal voorbij zijn! Kunt gij niet, gebruikt dan het geld en de kostbaarheden, ten beste mogelijk, ter eere Gods! Hierbij geve ik u mijnen zegen!’ De eerbiedweerdige banneling koos zijne woonstede te Altona, tegen Hamburg; hij was er ten huize bij Joseph Versen, die aldaar predikare, geloofsbode en herder was. Hij overleed den 24sten in Herfstmaand 1799, en wierd begraven in de kerke van Altona, onder den hoogen autaar, al den kant van het Evangelie. Op eene tinnen plate zette men:
Rev. adm. ac Ampliss. Dnus
Maurus De Mol, LIII abbas
Celeberrimae et perantiquae
Abbatiae B.M.V. dunensis, in
Civitate et dioecesi Brugensi.
***
De beeltenisse van den ongelukkigen Abt hangt nog in 't Seminarie, of den ouden Duine, te Brugge. Deronder staat het verslag over zijn leven alzoo te lezen: Revdus adm. dominus Maurus De Mol, Gandensis, 53 abbas dunensis installatus in Capitulo Abbatiae dunensis ab Illmo Do Brenart, episcopo Brugensi, 29 junii 1793; et postridie ab eodem in Ecclesia ejusdem abbatiae infulatus; praefuit 6 annis, et interea ob bella in Flandria periculose | |
[pagina 313]
| |
imminentia, discessit in Altonam prope Hamburgum, ubi obiit 24a 7bris 1799, anno aetatis 51; ibique sepultus est sub ecclesia Romano-Catholica. R.I.P. God verleene hem de eeuwige ruste! Amen.
A.D.W. |
|