Eenige zieken, en dat zijn eigentlijk de gevaarlijkste voor verdere verspreidinge, gevoelen nauwelijks eenig ongemak; zij hebben twee, drie, vier dagen lang eenen lichten stoelgang; hun eetlust vermindert; zij zouden ook al eens braken; zij voelen iets of wats moedheid, en alles is daarmeê uit en tenden.
En nochtans hebben zij de cholera doorleefd, en kunnen zij de plage voortzetten, alzoo wel als iemand die van eene doodelijke cholera zou genezen of gestorven zijn.
***
Wij hebben vroeger al geleerd welk eene verre reize de choleralevelingen gedaan hebben, om van uit hunne moederlanden, in den verren Oosten, tot in onze streken te geraken.
De lezers zullen misschien geern vernemen hoe zij dat aan boord geleid hebben, om die schromelijke afstanden, in betrekkelijk korten tijd, te kunnen afreizen.
Moesten de choleralevelingen, gelijk de influenzaleveling onder andere, door den wind opgenomen en voortgewaaid worden, wij en zouden geenen verderen uitleg van doene hebben: ‘zoo rap als de wind,’ is, trouwens, eene welgekende vlaamsche spreuke; en, in dat geval, en zou ons zekerlijk maar een dingen verwonderen, 't is dat de verspreidinge nog niet rapper en geschiedt.
De wind en draagt gelukkiglijk geene de minste schuld in dat bederfelijk spel, maar wel de menschen zelve.
Het is in het onderling verkeer der menschen met malkander, in de handelsbetrekkingen te lande en bijzonderlijk te water, in de oorlogstochten, de bedevaarten, jaarmarkten, enz., enz.... dat wij de oorzake dier vermenigvuldiging en dier verspreidinge moeten zoeken.
De cholera is, ten andere, eene ziekte van onze eeuwe, van onzen vooruitstrevenden tijd; hoe gemakkelijker immers de volkeren met malkaar verkeerd hebben, hoe meer nieuwe, hoe snellere vervoerwegen en vervoergetuig gemaakt en gevonden wierden, hoe algemeener de cholera verspreid geworden is, hoe sneller zij in korten tijd de wereld rond gedrild heeft.