Troja, door Schliemann, tot Hissarlik, in kleen Asia, ontdekt.
Wapens en huisgerief, 't en was al maar armtierig, en 't bleek zonneklaar dat het menschdom in die tijden maar weinig ontwikkeld en was.
Zoo was het oude Troja nu een bolwerk van het Darwinism geworden.
Maar Troja moest wederom zwichten voor het houten peerd.
't Is dezen keer een Duitsche hoofdman, Botticher van München, die Troja ingenomen heeft.
Troja is in duigen gevallen.
't En was geene oude, versterkte stad, die Schliemann tot Hissarlik had gevonden: 't was enkel een doodenheuvel, een overgroot kerkhof!
't En was geen gebezigd huisgerief, 't en waren geene eigentlijke wapens, die men daar gevonden heeft, maar van dat slag van groene, eerden voorwerpen: offeranden van de levenden aan de dooden.
Geen krijgskundige, die zonder willekeur oordeelt, en kan in de ontdekte puinen, de oude muren eener versterkte stad erkennen.
De ontdekkinge van Troja, waarover zoovele zegeroepen in Europa wêerhelmden, ze behoort voortaan tot dat slag van zeisels en vertellingen, wanof men zeggen mag: hij klapt van Duimke.
Nevens de vaten die men in de graven vindt, kan men elders andere vaten opsporen, die van de zelfste tijden herkomstig zijn: ze en loopen niet uit; ze zijn van fijne, smeltbare eerde gebakken, verglaasd, keur-en kunstvol versierd en opgedaan. Ze en zijn van geene wilde handen gemaakt: men vindt zelfs gulden voorwerpen, die zoo fijn gedreven zijn, dat de goudsmeden onzer eeuwe erop verstomd staan.
***
De waarheid?
Zoover men wetenschappelijk kan opklimmen, vindt men beschaafde nevens onbeschaafde volkeren wonen, even als nu.