Biekorf. Jaargang 4
(1893)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMingelmarenGeloofd zij Jesus-Christus! Amen. te blijder indachtigheid Gevierd in de capelle der Zusters Josephinen te............ op den 30sten in Bloeimaand 1893. Den ‘Goeden dag’ dien Gij verleent,
en laat mij nooit vergeten
o Heere, die met mij vereend
zijt in mijn hert gezeten!
Tot dat ik eens U hemelwaard
mag volgen, te uwer woning,
blijve U alleen mijn hert bewaard;
Zijt Heere daar en Koning!
G.G. | |
[pagina 191]
| |
BIEKORF’ ontving in de laatste dagen het voorloopig programma van den Vlaamschen Katholieken Zitdag, die binst het toekomende groot verlof in Brugge zal gehouden worden. Wij zien daarin dat onze vlaamschgezinde vrienden voornemens zijn ernstig en deugdelijk werk af te leggen. De zitdag zal bestaan uit drie afdeelingen, waarvan de eerste zal handelen over onze taal in betrek met den maatschappelijken strijd, de tweede over onze eischen in gerecht en bestier, de derde over allerhande belangwekkende vraagstukken. Dat de lezers van ‘Biekorf’ er hen dus op voorzien, om aan den Zitdag deel te nemen, ja zelfs daar als verslaggevers op het eene of het andere punt op te treden. Alle inlichtingen kunnen zij bekomen bij den heer Dr Van Steenkiste. Van nu af hebben verschillige volksvertegenwoordigers en hoogleeraars hunne medewerking aan den Zitdag beloofd. HET volk hecht eene bijzondere kracht aan het vierbladerig klaverblad, ‘klaveren vier’ genoemd. Dat blad heeft juist de gedaante van een kruis en wordt maar zelden in een klaverblad aangetroffen. Snijdt eene vrouw klaver en vindt ze eene ‘klaveren vier’, 't is een teeken dat ze dien dag geluk zal hebben. Indien ge zulk blad bij u draagt, is er geen enkele goochelaar bekwaam om uwe oogen te beguichelen of te verblinden, en ge ziet alles geheel natuurlijk en gelijk het inderdaad gebeurt. *** Op de jaarmerkt te Boisschot stond eens een goochelaar. Hij had eenen haan bij, aan wiens poot eene zware dennen spar vastgemaakt was, waarmede de beest de merkt rond sleurde. ‘Wel gij sukkelaars,’ zeide een onder 't volk, waar gij op staat te zien! De haan heeft een strooipijl aan zijn been hangen! De man die zoo sprak had eene ‘klaveren vier’ in zijnen zak zitten. Uit ‘Ons Volksleven,’ 5de jaar, 5de afl. UIT Torpa in West-Bengalen, waar Vader Lievens zoovele wrocht, zendt een vlaming van Eerneghem, Eerw, Vader Vanden Bon S.J., aan eenen zijner oude vrienden, de volgende mededeelinge:
Beste Vriend,
Uw maat zit geweldig in nesten om zijn werk voort te zetten, 't is de reden waarom ik u durf smeeken mij wat te helpen. Hier zit ik nu alleen: mijn maat, om reden van gezondheid, is naar de | |
[pagina 192]
| |
bergen gezonden. Ziet gij mij alleene, te midden der zwarten, waarvan de verste christenen tot 15 uren van mijn huis wonen. Ik ben belast ze regelmatig te bezoeken, belast met eene schole van 110 tot 120 kinderen, aan wie ik alles voor nieten moet bezorgen; eten, boeken, enz.; belast met alles niet alleenlijk als priester, maar ook als geneesheer, als raadgever in hunne moeilijkheden; belast met de zorge van 't genootschap van den H. Vincentius, van den H. Franciscus Regis, enz. enz., in een woord alleene, belast met alles. Dat werk vraagt groot geld; maar 't is dood noodig, want zonder schole en goede huwelijken (en beide kosten vele), zal het altijd op den zavel zijn dat men bouwt, en men zal niets verzekeren voor later. Moed dan, Beste Vriend, helpt mij zielen winnen...... Hopende, dat Gij voor mij wat zult schooien, en het mij zoo spoedig mogelijk, als 't zijn kan, rechtstreeks naar Torpa zult zenden, bevele ik mij in uwe gebeden. Uw toegenegen in den Heer, P. Vanden Bon. Torpa, 6/5 '93.
Oude Vrienden weest uwen maat indachtig. DIE meer als betamelijk zijn' tanden toogt ‘zet zijn pateelen op den boord,’ zegt men benoorden Brugge. IN 't Noorden van Brugge, was er over eenige jaren, een oud vrouwken, dat voor den tweeden keer getrouwd was, en dat nog al geern op rijm sprak: en 't was alzoo dat het eens zijne twee echtgenooten volgenderwijze beoordeelde: Voortijds hadde ik strooiken lijk hooiken,
en mijn koetjes aten 't geern;
en nu hebbe ik strooiken lijk riet,
en mijn koetjes en meugen 't niet.
***
TE Nieuwpoort zegt men, als er een kindtje aan 't schreien gaat: Anne, Mietje moeie, en krijscht niet meer:
Pietje met zijn bultje komt t' avend nog e keer.
|
|