Vlamingen, luidt de bijtitel) geeft in zijn nummer van verleden week de etymologische verklaring van het Zuidnederlandsch sloeber, waarvoor onze Noorderbroeders schobbejak en andere even weinig deftige woorden gebruiken.’
Na die inleidinge drukt Het Volksbelang, woord voor woord, de vrage die hierboven staat, ‘De Bo doet,’ enz.
Dan komt het volgende:
‘Hoe men toch in de schoone dietsche tale groote waarheden zeggen kan! Dat onze geleerde etymologen Vercoullie en Franck opkijken zullen, is zeker; en zij zullen door de vingeren zien dat luber in het Latijn niet bestaat, om die heerlijke etymologie van sloeber (Lat. luber + voorslag s) in een tweede editie hunner etymologische woordenboeken op te nemen.
Sloeber heeft een plaatsje gekregen nevens Gezelle's Dietsche etymologie van het tot nu toe niet uitgelegd Fransch woord enveloppe: een vel op!
Trek nu maar de ladder op!’
Daarmêe zijn wij bitter weinig genaderd tot den uitleg van den Walschen geslachtsname Le Lubre.
Vroeger wierd ons geleerd dat (en)velopper, (en)veloppe waarschijnlijk eene verwordinge is van het Middel-Engelsch w. wlappen, wrappen, dat (in)wikkelen beteekent; en zaliger de zeer eerweerde heer Bruno Van Hove plag inderdaad, maar als voorbeeld van ongerijmde woordontledingen, het woord enveloppe aan te halen, dat men zoo wel van een vel op kon doen komen, zeide hij, als cadaver van ca(ro) da(ta) ver(mibus), of als mostaard van Nabuchodonosor.
En, is luber geen latijn, schier of morgen kan er, wie weet? een oud-latijnsch opschrift ontdekt worden, waar luber op te lezen staat. Intusschentijd kan het ongevonden doch gegiste woord luber wel verbouwd en verborgen zitten in lubrico, lubricus, lubrifier, Le Lubre, enz.
Daar zit veel verloren latijn in de menigvuldige walsche kantspraken van hier en van elders.
En nu, eer wij de lêere optrekken, nog eens gevraagd: van waar zou de walsche geslachtsname Le Lubre afkomstig zijn?