Biekorf. Jaargang 4(1893)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende O Blommeke lief O Blommeke lief, gij doet uw blaân, gij doet uw knopkes open, en, blinkend in het zonlicht, komt uw hertje eruit gekropen. O Blommeke lief, gij drinkt den dauw, gij drinkt de druppelen regen, die God u uit den Hemel zendt, en spreekt hem nimmer tegen. Gij volgt de zon langs hare baan: gij slaapt wanneer het nacht is, ontwaakt, en beurt uw hoofdeken op, van als het licht verwacht is. Gij wiegelt als de wind u raakt, en buigt, vol ootmoed, neder; en is de wind voorbij, gij recht, zoo God het wilt, u weder. Gij vlucht de zonnestralen niet 't is God die z' heeft gezonden en nooit en hebt gij in zijn werk iets kwaads voor u gevonden. [pagina 122] [p. 122] O Blommeke lief, gij spelt de les aan menige stervelingen, die tegen hunnen Heer opstaan en Hem geen hulde en bringen. Hij heeft u, in zijn wijsheid, langs de baan, aan onze voeten, gezaaid, opdat ge ons leeren zoudt hoe we ons gedragen moeten. O Blommeke lief, gij zijt een boek waar veel in staat te lezen; en, las men u, de wereld zou voorwaar zoo boos niet wezen. Neen, Blommeke, neen, 'k en pluk u niet, gij staat op uwe plaatse, en zijt gij somtijds min geacht van booze menschen, laat ze, ja, laat z' hun droeve wegen gaan, onachtzaam, zonder zorgen; zij zullen immers nooit verstaan wat ligt in u verborgen. J. Noterdaeme Vorige Volgende