Geen wonder dus of houdt hij aan de oude, aan de algemeene spellinge, aangezien ze dat verschil van uitsprake in acht neemt en verbeeldt.
Tot nu toe en vindt Heer Kollewijn's spellinge geenen bijval, noch in Nederland, noch in Belgenland. Maar wacht!
't Zijn redens genoeg om die nieuwe spellinge ‘enige hoge bomen’ overal te doen aanveerden. 't Is waar.
1/ Zij verbeeldt eene slechte uitsprake die strijdig is met de afleidinge en de geschiedenisse der woorden;
2/ Zij verbeeldt eene uitsprake die strijdig is met deze van geheel vlaamsch Belgenland en met deze van verre 't meeste gedeelte van Nederland;
3/ Zij doet een dierbaar overblijfsel der oude tale verdwijnen;
4/ Zij verarmt onze tale van twee klanken ee en oo;
5/ Zij verbeeldt eene uitsprake die al de taalkundigen afkeuren;
6/ Zij doet de groote meerderheid der dietschers buigen voor de groote minderheid;
Doch.
1/ Zij verbeeldt de aangeboren uitsprake sommiger Hollanders;
2/ Zij verbeeldt, de kunstmatige uitsprake sommiger leervrouwen van Belgenland;
3/ Zij verbeeldt, voor het meeste deel der dietschers, eene teenemaal vreemde uitsprake, die bijgevolge schoone en deftig klinkt;
4/ Zij bewijst en bevestigt het oppergezag van de gouwe Noordholland over al de andere dietsche gouwen van Nederland, van Belgenland en van Vrankrijk.
Geen twijfel dus of de nieuwe spellinge moet er door!
Eens dat Heer Kollewijn's ‘hoge bomen’ in 't Zuiden zoowel als in 't Noorden wortel geschoten hebben, dan schikt een tweede Noordhollander een ander taalbederf uit zijne streeksprake in de algemeene boektale te doen overgaan: ‘Alle dietse manne zulle de slot-n afbijte van de woorde, omdat de Noordhollanders die -n gelieve af te bijte als ze prate’.
Na hem zal een derde wetgever afkondigen, overmits de hollandsche gouwsprake alle naamwoorden mannelijk maakt dat voortaan alle naamwoorden van levenlooze zaken, van levende dieren en zelfs van menschen, in de beschaafde boek- en spreektale als mannelijk moeten gebezigd worden en dat iedereen het voorbeeld zal navolgen van het Workumsche nieuwsblad Friso hetwelk op den 19den in Nieuwjaarmaand 1892, drukte in dezer voegen:
‘Onzen hartelijken dank voor de belangstelling en deelneming, die wij mochten ondervinden tijdens ziekte en overlijden van onzen onvergetelijken Moeder en Behuwdmoeder’.
Andere nieuwe taalwetten zullen naderhand gemaakt worden.
Elk zegge 't voort!