Na eenige dagen ging onze zendeling, samen met Poeran Parsath, die dorpen bezoeken, en in eene weke bekeerde hij meer als duizend menschen!
Eene andere maal kwam er een uitzendeling der ketters tot den schoolmeester van vader Lievens, en hij vroeg hem: ‘Zijt gij nog wel betaald van uwen eerweerden vader?’
- ‘Ik ontvange met rooi genoeg om te leven, dat is drie roepies te maande.’
- ‘Komt mede met mij, ik zal u beter voldoen.’
- ‘Hoevele zoudet gij willen geven?’
- ‘Tien roepies.... vijftien roepies.’
- ‘Ik en wille niet, 't is te weinig.’
- ‘Gij zult er twintig.... vijf-en-twintig krijgen.’
- ‘'t Is te weinig. Al gaaft ge er mij tot honderd en daar boven, 't en zoude nog niet voldoende zijn. De sluier is af onze oogen gevallen, men heeft ons maar al te lange bedrogen. Wij gelooven in de katholijke kerke, en 't is in haren schoot dat wij willen leven en sterven.’
Eens dat onze geloofsbode aan eenen bekeerling vroeg of hij wilde gedoopt zijn, kreeg hij voor antwoorde:
‘Maar, eerweerde Vader, waarom dat vragen, 't is al lange dat ik het u gezeid hebbe!’
‘Verzaakt gij den duivel?’ vroeg hij aan eenen anderen, en de verontweerdigde ziele antwoordde: ‘Weg van hier met den duivel! wij en hebben maar al te lange onder zijne klauwen gezucht.’
Ten anderen de wonderbare uitbreidinge van 't Geloove, en de doorwegende werkzaamheid van Vader Lievens in Tsjota Nagpoer, zijn gemakkelijk te bespeuren in het getal bekeeringen die gebeurden in die gouwe, binst dat onze zendeling aldaar verblijvende was.
Immers op eene landafteekeninge van West-Bengalen, die te Brussel, door l'Institut national de Géographie uitgegeven wierd, staat de volgende opgave aangeteekend.
In Tsjota Nagpoer en waren er in 1881, maar 378 dopen, in 1882 telde men er 669, 't jaar 1883 stegen zij tot 2,070; 't volgende jaar had men er 2,092; 't zelfste getal wierd behouden in 1885. Maar in 1886, klom dat getal tot 3,274,