Biekorf. Jaargang 3
(1892)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
Hoe innig was nog eens 't genoegen
dat onlangs mij ten deele viel,
als Biekorfs bietjes mijwaards droegen
't geluk van uwe dichterziel!
U dierbaar zijn de huisgenuchten;
ge 'n stoort U in geen krijgsgeruchten
noch in des werelds wentelwiel.
Ik leef wanneer ik U zie throonen
als huismonarch, en 't eigen kroost
aan 't leeren zie en 't voorbeeld toonen,
tot volle maat van Vadertroost.
Zoo zoekt Gij vrouw en kind te stichten,
en, rookend, hun den weg te dichten,
dien Gij eerst zelf te volgen koost.
Neen, uwe les gaat niet verloren!
Ik sprak weleer in 's kindtjes naam,
als 't voor de vonte, pas geboren,
gekerstend wierd en God bekwaam;
gedoogt dat ik naast U mij borge
en peter stel voor 't kind, en zorge
dat 't worde uw weerdige erfgenaam!
Zoo haast de reden voet zal vatten
in zijn verstand, en zijn gemoed
't Geloove kent, dat alle schatten
te boven gaat en alle goed,
dan laat mij in zijn kinderwezen
eens 't eigen beeld zijns Vaders lezen,
en in zijn hert diens dichtergloed!
D. |
|