DICHT bij het gewelf der O.L.V. kerk te Brugge, dragen eenige steenen een zeer beschadigden wapenschild, waarvan het volk het volgende gemaakt heeft: van den helm, eenen ketel; van den schild, een truweel; van eenen der visschen op het helmsieraad, eenen lepel; van den visch op den schild, twee beenderen. Dat is het wapen van het geslacht der Van Capellen's.
Nauwelijks was die verkeerde uitleg onder het volk verspreid, of het schiep de volgende legende:
‘Over langen tijd werkte er aan de kerk een metser, wiens vrouw hem dagelijks zijn middageten bracht, dat gewoonlijk uit een stuk ossevleesch met groenten bestond. In dien lang vervlogen tijd doodde men in Slachtmaand eenen os en men bewaarde het vleesch in houten vaten. Nu, volgens de overlevering, was de vrouw, door maar gedurig van den voorraad te gebruiken, veel te gauw op den bodem van de kuip geraakt.
Terwijl zij uitrekende hoeveel tijd er nog vóór de Slachtmaand verloopen moest (men was toen eerst in Hooimaand), vond zij 't voorzichtig het rantsoen van haren heer en meester te verminderen.
Op zekeren dag dus, waagde zij het heuren man tevreden te willen stellen met twee beenderen die zij lekker toebereid had met gestoofde wortelen en in 'nen ijzeren ketel had gereed gemaakt.
Maar de meester wierd seffens gewaar dat het magere keuken was, en hij voer tegen zijn arm wijf in verwenschingen en hevige verwijtingen uit. En tot eene les voor al de vrouwen die 't nog zouden beproeven besparingen te doen ten nadeele van hunne mans, nam hij den ketel en den lepel en metste ze in den muur.
Hij deed er zijn truweel bij, waar hij de twee beenderen op legde, tot eene blijvende gedachtenis van de gierigheid zijner vrouw’.
(Uit ‘Ons Volksleven’ 1891, 4de afl.)
SAMO, die ten jare 623 de Slaven vrij vocht van de Avaren en 35 jaren lang koning was van de Wenden; Samo die Dagobert, den koning der Franken overwon en door hedendaagsche liefhebbers aanzien wordt als een voorganger der Panslavisten, was een martkramer of rondleurder uit het land der Franken; (Kurth, Origines de la civilisation moderne, II, bl. 102, 2de uitgave), en belgsche schrijvers verzekeren dat hij een Zoningenaar was (Soignies): immers de jaarboekschrijver Fredegaris, wiens geschiedenis strekt van 584 tot 642, wil dat Samo een frankisch koopman was, ‘de pago Sennonago.’