door onzen grooten Conscience in eenen zijner romans gescholden wordt. Wij weten dat hij onder de menschen schrikkelijke en onherstelbare rampen te wege gebracht heeft en nog dagelijks brengt.
Maar zou ik, zelfs onder mijne verstandige lezers, nog den eigensten bijval genieten, als wanneer de geniver, met een schoonder kleedtje gekleed, als cognac, bitteren, schiedam, kummel, chartreuse, enz...... voor onze oogen komt?
Ik en durf hier bijna het bier en den wijn niet te berde brengen, - die nochtans ook redelijk ongenadig afgezweept worden door pastor Kneipp, - uit vreeze van al de lezers tegen mij te hebben.
Kneipp nochtans doet ons zonder schromen uiteen dat de mensch met bier en wijn gestadig vergif drinkt en alzoo zijn eigen zelven, al is het ook langzamerhand, vergeeft.
Ik weet wel dat velen zulks niet en zullen aanveerden. Men zegt: Een glas goed bier, een ruimer goede wijn en kan geen kwaad; maar, is men altijd zeker van goed bier te drinken? En is men in onzen tijd wel eens half zeker van goeden, overvalschten wijn over tafel te zien komen?
Neemt zelve aan dat een glas bier, een ruimer wijn, op tijd en met mate gedronken, aan niemand geen kwaad en veroorzaken; zouden wij zoo gerust het zelfste mogen beloven aan deze die dagelijks, niet een, maar tien, twintig glazen bier drinken; die dagelijks of in vele omstandigheden, niet twee ruimers, maar twee- drie flesschen wijn of meer nog veroorbaren?
Moet ik van cozijntjes en andere overkomste spreken, die ondertusschen het gevolg zijn van een schuimend wijngelage; en moet ik van brouwers, van brouwers-knechten, en van andere biervliegen spreken, die dikwijls zoo ellendig zijn, en van langdurige, slepende ziekten vergaan?
Moeten wij Kneipp ook geheel en gansch ongelijk geven als hij kaffij als ongezonden drank verwerpt?
Natuurlijk en zal Kneipp aan niemand doen gelooven dat de kaffij de andere spijzen uit de mage meêsleept en