Biekorf. Jaargang 3
(1892)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Van 't Vrijbusch en van de Buschkanters
| |
[pagina 186]
| |
smake van de wereld, al hunne gevaarten in 't gevecht, en zij zouden, zeiden zij, wel nog zoo lange willen in 't kot zitten hebben, voor nog eens hun gedacht te mogen uitwerken. De oude en echte buschkanters blijven bij 't oud geloove en doen nog in de zelfste meeninge voort: ‘'t Busch heeft gegeven geweest voor de arme menschen,’ zoo zeggen zij, en bij dage halen zij er uit al wat zij mogen, zooals: buschgers, sperrebotten, droog hout, bladeren, mos, varente, vadde (krakke) en honzeboomenhoutGa naar voetnoot(1). Al de buschkanters kennen de spreuke ‘honzeboomen hout en is geen hout’ en zij halen het (zoo zij dat heeten) overal waar zij het krijgen kunnen. Bij nachte halen zij sperren, timmerhout en alles wat hun tot gerief kan verstrekken. Slim en geslepen zijn ze om die ontvreemdingen te verduiken, sommigen delven het hout tot dat het vuil en zwart wordt, anderen stellen het recht in de kave tot dat het bruin berookt is, eenigen kappen de zwaarste enden af, opdat de sperren niet en zouden kunnen aangepast worden, noch tot bewijs dienen; anderen nog, schurpen de sperren of zagen ze in planken, staken of stijlen, bij zooverre dat ze den volgenden morgen niet meer kennelijk en zijn. Zoo zij op heeter daad betrapt, en vervolgens naar behooren gestraft worden, dat noemen zij eene buschboete, en bij hen en schendt dat geene eere. Voortijds wierd die leeringe nog wel breeder genomen als hedendaags, want voor den grond zelve envoor 't gerief noodig in 't bouwen hunner huttekens volgden zij ook de voorvaderlijke rechten en gebruiken. Als 't gebeurde dat een onbegoede buschkanter een huisgezin wilde stichten, dan koos hij naar beliefte eene plekke in het woud, maakte al de noodige voorbereidsels om 't werk rap te doen vooruitgaan, en op eenen zekeren avond, na zonnenondergang, ging hij met volle geweld | |
[pagina 187]
| |
aan 't bouwen, geheel den nacht door, en indien hij tegen zonnenopgang zooverre gezet was dat hij vier gesteken hadde in den heerd van zijnen nieuwen thuis, dan was alles effen en streke, hij hadde het volle recht van te blijven wonen, en niemand en ware vermetel genoeg geweest om hem dat recht te betwisten. Er leven nu nog menschen wier ouders dit gebruik in zwang geweten hebben, en men zal u op het busch nu nog huizekens toogen die op die wijze gebouwd, eigendom geworden en gebleven zijn. Tot hoeverre dit gebruik overeenstemt met de wetten die voortijds bestonden, is moeilijk uiteen te doen, maar het is gekend en geweten dat al de oude buschkanters eigenaars zijn van een hoekske grond en van hun huizeken, en dat zij dikwijls zelve niet en weten hoe hunne ouders eraan gerocht zijn. Over eenige jaren heeft het Landbestier al die eigendommen onderzocht, goedgekeurd, gewettigd en op den landboek aangeteekend. 't Gene voorngaat geeft den uitleg van hunne zegswijze: 't Busch heeft gegeven geweest voor de schamele menschen. Zij dient den buschkanter tot grondstelsel om in vele omstandigheden zijne slinksche handelwijze te wettigen, en menigeen stelt hem met die spreuke gerust van herten en van geweten. De oorsprong van die leeringe is voor velen een raadsel, maar horkt hoe een der bekwaamste buschkanters hem wist uit te leggen. Ten tijde van Maria-Theresia was er eens sprake van het Vrijbusch te verkoopen. De keizerinne en kende dat geweste niet, maar, vernomen hebbende dat er daar zoovele arme menschen woonden, die uit het busch leefden, hield zij de verkoopinge in en liet zij grond en woud aan de buschkanters over. 't Is wel mogelijk dat er hier eene verwarringe besta tusschen Maria-Theresia en Isabella, die volgens de overleveringe, met aartshertog Albrecht, het Vrijbusch kwam bezien en in het Munneken vernachtte. Maar de buschkanters hier over ondervraagd hielden vaste staan dat het Maria-Theresia was. ('t Vervolgt) A.B. en C.D. |
|