Biekorf. Jaargang 3(1892)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] 't Is Hoogmisse 't IS Hoogmisse; en de wierook walmt uit 't zilveren vat, vol reuken; uit volle borst de Credo galmt door 't ruim der hooge beuken: Mijn Kind, gij zijt verstrooid gewis: gij hebt zoo schoon gebeden; maar uit uw boek een doodprentje is in uwe hand gegleden, En, droomend nu, gij ziet het aan zoo strak... Waarom, bevangen, dien zucht versmacht, gevaagd dien traan, die perelt op uw' wangen? Is Vader, is uw' Moeder dood? - Och, de appels uwer oogen! - of is, U moede, een speelgenoot naar de Engelen Gods getogen? o 'K zie 't, uw treurend herte bloedt, en aan zijn' diepe ellende, in 't donker van uw zwart gemoed en ziet ge, eilaas, geen ende. Horkt! Resurrexit, God is 't graf, zoo zingt de choor, ontrezen! Ei, lieve, droogt uw traantjes af, gij moogt haast blijde wezen: Met u zoo vliegt, uit 't graf eens vrij, die nu ligt overleden, naar 't rijk venturi saeculi... Gehoopt nu, en gebeden. Ser. De Quidt Vorige Volgende