Biekorf. Jaargang 3
(1892)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
[Nummer 12] | |
Kneipp en zijne geneeskundeIk wierd overtijd, 't was reeds in de koude dagen, in een huis geroepen, en 't liep daar een kindtje van drie jaar oud met zijn bloote voetjes op de naakte schorren. Zeg ik alzoo tegen de moeder: ‘'t Dunkt mij dat uw manneke nog niet al te benauwd en is van koude voeten, het loopt nog te midden den winter op zijn barvoetsche voetjes.’ ‘Ja, mijnheere,’ zegt ze, ‘'t is zoo ongewillig en ongehoorzaam; 't en wilt nooit zijn kousen aanhouden en wij hebben ze nauwelijks aangetrokken of ze liggen al wederom tenden het huis gegooid.’ Ik ging aan 't kindtjes voeten tasten en ze gloeiden van de warmte, en, peisde ik in mijn eigen, dat kind en zal alsan van zijne koude voeten geen vallinge krijgen; en ik stelde de moeder gerust en zei heur dat zij niet en moest benauwd zijn van haar manneke te laten barvoets loopen. Zij die teer van koude voeten zijn kunnen het ook aangaan, zij zullen zien dat Kneipp's raad geen klap tegen den vaak en is; ik heb het aan mijn eigen beproefd | |
[pagina 178]
| |
en er mij geheel wel meê bevonden. Natuurlijk die geen gers en heeft of en vindt en gaat in het gers niet wandelen, en die geen halve ure en kan barvoets blijven zal het ook met min tijd gedaan krijgen. Bloote schorren, droog of nat gemaakt, doen ook goeden dienst en iedereen heeft en vindt dat in zijn huis. Gij begint met eene minute, dan twee, drie, tien of meer, doet dan achterna eene wandelinge tot dat de wederwerkinge warmte brengt, en ge zult er u uitnemende wel meê bevinden en er u van beloven. Barvoets loopen in verschgevallene sneeuw of tot boven de knoesels in het water wordt als sterker en krachtdadiger aanzien. Pastor Kneipp gebruikt benevens zijn barvoets loopen nog veelvuldige wateraanwendingen; 't zijn wasschingen en begietingen, omslagen, natte doeken, 't zijn water- of dampbaden van lichaamsdeelen of van het geheele lichaam. Hij bezigt, volgens de ziekte en den toestand van den zieken, nu de eene dan de andere aanwendinge, wisselt en verandert volgens dat hij het noodig oordeelt, verhardt of verzacht het geweld van het water, werkt nu op een deel dan op een ander deel, of soms achtereenvolgens op alle deelen of op het geheele lichaam. Hij bezit eene ongehoorde veelvuldigheid en verscheidenheid in de toepassinge zijner middels, bij zooverre dat men verstomd staat over de merkweerdige en bonte aaneenschakelinge der verschillige toepassingen. Eene eigenaardigheid van pastor Kneipp's handelwijze en mogen wij hier niet vergeten. Hij en laat nooit niemand, achter een bad van gelijk welken aard, afdroogen; hij en gebruikt nooit geene warme baden van zuiver water; daartoe bezigt hij altijd een afkooksel 't zij van hooibloemen, haverstroo, peerdsteert, sparrestekkers; ondertusschen doet hij er een graantje zout of wat asschenlooge bij. Dat alles is ten anderen nauwkeurig beschreven en opgeluisterd in zijnen vermaardsten boek ‘Meine Wasserkur’. Wij en kunnen daar niet al te diepe indringen, de opstel zou te lang worden, want de stoffe is al te groot. Pastor Kneipp heeft jaren en jaren gewrocht, gezocht, geproefd en herproefd eer hij ten vollen met zijne werk- | |
[pagina 179]
| |
wijze tevreden was. Meer als twintig jaren heeft hij gewacht voor dat hij zijnen merkweerdigen boek in de wereld gezonden heeft. Ik en ben het op verre na niet altijd 's eens met Kneipp als hij den uitslag van zijne waterwerkingen op zijne eigene wijze uitlegt. Alzoo is er zeker wel middel om anders op te vatten wat hij van het gebruik van den spaanschen mantel of algemeenen omslag zegt. ‘Wie weten wilt,’ schrijft hij, ‘hoe krachtig de werkinge van den spaanschen mantel is, onderzoeke eens het water waarin de omslag, na het gebruik, altijd zorgvuldig moet uitgewasschen worden; hij zal ondervinden dat het heel troebel is, ja, hij zal er verstomd over staan, dat een spaansche mantel in staat is zooveel vuile stoffen uit het lichaam te trekken’. Dat en moet niemand verstomd doen staan: dat is het natuurlijk gevolg van het verslijten en het afschelferen van de bovenste lagen van 's menschen vel, en van de gestadige uitwasemingen door zweet- en haarklieren. Neemt bij voorbeeld iemand die dagelijks, 'k zegge dagelijks, een zuiveringsbad zou nemen en hem daarna met eenen handdoek afwasschen; het water dat men door het uitspoelen van dien handdoek zou bekomen en zal nochtans bij niemand meer als helder krystalijnklaar water kunnen gelden. 't En zal mij zeker ook niemand voor zot overdreven schelden als ik houde staan dat al de zieken die bij pastor Kneipp geraken toch zeker niet rechte van uit de waschkuipe en versch geschoud in den spaanschen mantel gedraaid en worden. Pastor Kneipp's uitleg moge nu goed en wetenschappelijk zijn, of geheel valsch en maar op inbeeldinge gesteund, 't en doet niets ter zake. Het bijzonderste ware te kunnen zeggen dat Kneipp's wateraanwendingen veel deugd doen en zonder gevaar kunnen gebruikt worden. Ik, voor 't gene mij aangaat, en zou niet durven beweren dat er vele onder die gebruikswijzen zijn die men niet als deugdelijk en mag aanveerden. Of zij in zekere omstandigheden, en voorzichtig en verstandig en waar 't nood doet toegepast, al het goed kunnen bewerken dat men hun | |
[pagina 180]
| |
toeschrijft, daar en kan ik, nu ter tijden, geen borge vooren teekenen. Kneipp is een wonderlijk begaafde geneesmeester, men mag, geloof ik, van hem zeggen dat hij geneesmeester geboren is; hij zoekt en hij vindt, zoo men beweert, zonder groote moeite, dat wat aan 's menschen gezondheid hapert; met eenen overgelijkelijken opmerkingsgeest begaafd, heeft hij aanstonds de wonde ontdekt. Hij kent de taaie levenskracht die den mensche van God gegeven is, en hij wekt ze op met het water, hij sterkt ze tot dat zij machtig genoeg is om den ingedrongenen vijand, de ziekte, te overwinnen. Maar dat wat aan Kneipp gegeven is en heeft ieder menschenkind niet meê gekregen; iedereen en is geen geneesmeester geboren; iedereen en vindt zijnen weg niet in dien doolhof, dien men de behandelinge der ziekten noemt; en als vele menschen nu van gedacht zijn dat zij elkander zonder veel moeite met het ‘Kneippstelsel’ zullen kunnen behandelen, dan zijn zij mis. Veel zieken zeker zijn er die, door Kneipp's eigen vernuftig opvatten en behandelen, door het groot betrouwen dat hij hun ingeeft, genezen zijn, en die elders en met de zelfste middels nooit geen genezinge en zouden gevonden hebbenGa naar voetnoot(1). Kneipp's geneeswijze, ten anderen, is alzoo moeielijk om te doorgronden en aan te leeren als het gebruik van de vele geneesmiddelen waar wij jaren lang over geblokt en gepijnd hebben; en iedereen weet dat het niet genoeg en is eene aankondiging op de laatste bladzijde der nieuwsbladen, over pillen en poeiers, tabletten en pastillen en wat weet ik nog al, te lezen of eenige keeren zelfs eenen goeden boek van geneesmiddelleere open te slaan en te bezien, om, te rechter tijde, het rechte geneesmiddel onder handen te hebben en, waar 't nood doet, aan | |
[pagina 181]
| |
den man te brengen. Kneipp's werk vraagt veel studie en ook al eenige ondervindinge om nuttig en zonder gevaar te kunnen toegepast worden. Pastor Kneipp zelve is van dat gedacht, want hij liet nog onlangs in zijne Kneippblätter van den 31sten in Kerstmaand, op de eerste bladzijde, de volgende waarschuwinge drukken: ‘Niet iedereen die naar Wörishofen met een kaartje weg en weere een uitstapke gedaan, of eens vluchtig Kneipp's “Meine Wasserkur” doorloopen heeft, kan als degelijke en gekeurde geneesmeester volgens Kneipp's richtinge gelden. Om daar te geraken moet men langjarige en grondige studiën doen en men heeft ook niet al te weinig aangeborene begaafdheid en doorzichtigheid van doene. Wij steunen ter dezer gelegenheid daar nog eens op en raden iedereen aan om geheel voorzichtig te zijn in het gebruik der watermiddels. Het water is, en dat weet iedereen, een buitengewoon krachtdadig geneesmiddel; maar, is het slecht toegepast, het wordt een gevaarlijk vergift. Hij, die de wijze van gebruiken niet geheel goed gevat en vaste en heeft, zal wel doen er in 't geheele zijn handen niet aan te slaan’. Ik moet hier een paar geneeswijzen aanhalen die pastor Kneipp in zijne boeken nog al hard beknibbelt, en waardoor hij, bij vele zijner vlijtige en algeloovende lezers, misgedachten zou kunnen verwekken en ongegronden afkeer ingeven tegen middels die deugdelijk en prijsbaar zijn. Pastor Kneipp is tegen het gebruik van de minerale baden, en dat om verschillige redens: ‘Hij kan met zuiver water het zelfste uitwerksel te wege brengen dat men met minerale wateren tracht te bekomen’. Nu, dat kan waar zijn, en 't kan ook geheel eenvoudig zijne ongegronde overtuiginge zijn; maar, er leiden verschillige wegen naar Roomen, en de eene weg en is zeker daarom niet af te sluiten omdat men liever eenen anderen verkiest. ‘De minerale wateren’, zegt Kneipp, ‘hoe zij ook heeten of waar zij ook vloeien, bevatten eene zekere hoeveelheid meer of min bijtende zoutdeelen’. En pastor Kneipp gebruikt nochtans met zijn water zout, peerdsteert, | |
[pagina 182]
| |
hooibloemen, sparrestekkers en azijn, die ook prikkelende en bijtende hoedanigheden hebben. ‘Vele menschen’, zegt Kneipp nog, ‘hebben dere van de minerale baden en sterven daar waar men ze ter minerale badgenezinge gezonden heeft’. Maar wij weten ook dat er vele beteren en genezen; en met Kneipp's wateraanwendingen, van eenen anderen kant, kan het zelfste geschieden, en geschiedt het zelfste, als zij slecht toegepast worden of op lichamen die geheel versleten en verstorven zijn; en toch en zal het in niemands gedacht komen zulks tegen de deugdelijkheid van Kneipp's doenwijze te doen gelden, meene ik. Kneipp is vijand van 't ijs, en hij vertelt alle slag van gebeurtenissen die ons eenen gruw voor het ijs als geneesmiddel moeten inboezemen. ‘Ik ken eenen heer’, lezen wij in ‘Meine Wasserkur,’ ‘die een geheel jaar lang, dag en nacht, ijs op een zijner voeten moest dragen; de voet en genas niet’. Ik kan moeilijk gelooven dat er een geneesheer zooverre zijn verstand zou verloren hebben om iemand zulk dingen te heeten en aan te bevelen. Ik houde dit verhaal voor een fabeltje. ‘Ontelbaren kwamen bij mij,’ zegt Pastor Kneipp verder, ‘die gedeeltelijk het gezichtsvermogen, gedeeltelijk het gehoor verloren hadden. Wat was hier de oorzaak van? ‘De ijsblaas heeft het gedaan,’ zoo luidde de antwoorde. De zieken kunnen dat te goeder trouwe verteld hebben; maar, wij zouden er wel meê zijn, moesten wij op een eerste zeggen alles gelooven wat onze zieken ons willen wijsmaken, en namentlijk wat zij ons, ten opzichte van vroegere behandelingen, willen op de mouwe vesten. Wierd er ijs gebruikt in die oog-en oorziekten, 't was bijna zeker dat ooge en oore reeds half verloren waren; en, misschien hadden de zieken het aan het ijs te danken dat zij nog half ziende en half hoorende bij pastor Kneipp gerocht zijn. Wij zijn gelukkig dat wij in vele gevallen zoo krachtige geneesmiddels onder handen hebben; en even daarom heb ik hier bezonders die stukken ter overweginge gebracht om geene misgedachten door de lezinge van Kneipp's werk over die zaken te laten bestaan. | |
[pagina 183]
| |
Ik achte het onnoodig hier vele woorden te vermooschen om de ongegrondheid van Kneipp's vooroordeelen tegen het pokken zetten te doen uitschijnen. Kneipp steunt, zoo schrijft hij alle stappen, de deugendheid zijner geneesaanwendingen op zijne groote ondervindinge; maar, is er wel iets in de geheele geneeskunde dat vaster en steviger op langjarige ondervindinge gegrondvest staat als de deugdelijkheid van het pokken zetten? Nog iets: Kneipp, maar meer nog zijne volgelingen, vallen hevig uit tegen het gebruik van de medecijnen; zij willen zonder medecijnen genezen. Het is eigentlijk al verre eender, dunkt het mij, hoe men de zieken best geneest, met of zonder medecijnen; maar ik vinde het algelijk aardig dat die heeren, die ons eenen afkeer voor alle medicamenterij willen doen opvatten, dat die zelfste heeren het toch goed en geradig achten allerhande thés, tincturen, poeiers en oliën uit geneesplanten in voege te brengen, naar hunnen keus. Is het dus zoodanig onredelijk te denken dat die zelfste vrijheid voor het gebruik van andere gekeurde medecijnen ook aan 't is gelijk welken geneesheer, zonder veel opsprake, zou mogen toegekend worden? Ik en hebbe nievers vernomen dat het opperkeurmanschap over de geneeskunste in de handen der Kneippgasten zou geleid geweest hebben. Dat daar gelaten, zoo ben ik overtuigd dat Kneipp's waterwerk niet en zal verloren gaan. Al is het dat zijne pogingen tot nu toe in de hooge geneeskundige wereld maar weinig bijval en veel spot opgewekt hebben, toch meene ik, dat de tijd zal komen waar men zijne doenwijze nauwkeurig zal onderzoeken en gadeslaan. Het kaf zal van het koorn gescheiden en het goede graan zal behouden en te schieten geleid worden, om goede vruchten tot heil en welvaren van het lijdende menschdom voort te brengen. Priessnitz en voer in het eerste ook niet beter, en toch zijn een groot getal zijner watertoepassingen gemeene goed van alle weldenkende en welwetende geneesheeren geworden. ('t Vervolgt) Dr Alfons Depla |
|