ben die de bedieninge van caplaan zouden uitoefenen op hare schepen die naar Oost-Indiën vaarden. Ten einde te beletten dat die toelatinge zonder uitwerksel bleef, wierd er stellig verbod gedaan aan de kloosterlingen van de Vlaamsch-Belgische gouwe der Carmelieten, zoowel aan onderdanen als aan oversten, van door hen zelven of door anderen, de priesters hunner gemeenzaamheid te beletten of af te keeren van op de voorzeide schepen den dienst van caplaan te aanveerden.
De namen van twee dier zeepriesters staan gekend: 't waren ongeschoeide Carmelieten, beiden geboortig van Gent: de eene Joannes-Baptista van Durm, geboren in 1685, wierd in 't klooster Pater Servatius van de H. Joanna genaamd. Zijn gezel hiet Pater Arnoldus a Cruce, in de wereld AEgidius Luck, en wierd geboren in 1688.
Deze laatste kwam ongelukkig aan zijne dood. Tijdens eene reize in 1724, waarschijnlijk de eerste die hij naar Indiën deed, verging hij in zee langs de kusten van Bengalen. Zijn reisgenoot Pater Servatius, geeft het omstandig verhaal van die rampe in eenen brief, die gedagteekend is uit ‘Sandernagor in Bengala, den 25 Augusti 1724’ en die bewaard blijft in het klooster der Paters Carmelieten, te Brugge.
Pater Servatius gerocht behouden in Indiën, en hij droeg er zielezorge voor de Belgen die ginder verbleven. Vele zag hij er af van ziekten en van vervolgingen; na drie jaren werken en lijden, was zijne gezondheid te niete gegaan.
Hij was reeds op weg naar zijn vaderland, waar hij verhoopte zijne krachten te komen herstellen; maar de vermoeienissen en ziekten namen toe, en hij stierf veertien dagen na zijn afvaren, langs de kusten van 't verre Indiën.
BIJ koninklijk besluit van den 14den in Meimaand laatstleden, wordt de driejaarlijksche vereeringe voor het beste onuitgegeven schouwspel in dietsche tale, toegekend aan den heer Nestor de Tière. Zijn werk bevat drie bedrijven en heet Een Spiegel. Die vereeringe bedraagt 1500 frank.
Het verslag dat heer Alberdingk Thym gemaakt heeft over den wedstrijd voor het dietsche schouwspelwezen, zal gedrukt worden in de verslagen der Vlaamsche Taalvroedschap.
EEN oud soldaat vertelde mij dat hij eens in verlof ging, en onderwege op den trein iemand aantrof die zegde veel van soldaten te houden en die hem een zilverstuk gaf; hij beloofde den vriendelijken onbekende een gebed; maar deze wou niet dat