ja wel, ik vond er mijnen eigenen toestand tot op een haar weêrgegeven. Welk eene vreugde, welk een troost!
Hoe afgemat naar lichaam en geest ik was, wierd ik met nieuwe hope bezield.
Dat boekske was in 't begin de stroohalm, waar ik mij vast aanklampte en korten tijd daarna werd het de stok, waarop een zieke leunt; thans is het voor mij de reddingsboot, dien eene bermhertige Voorzienigheid mij op den rechten tijd toezond, als de nood ten hoogsten gestegen was.
Het boekske, dat over de heilzame uitwerkinge van het versche water handelde, was van eenen geneesheer geschreven; de aanwendingen zelve waren voor den meesten deele ruw en streng. Ik volgde ze, tot 3 maanden, 6 maanden; en 'k en bespeurde geene beternisse doch nadeel en ondervond ik ook niet. Dit gaf moed.
Toen kwam de winter van 1849; ik was nogmaals te Dillingen, 2 tot 3 maal ter weke zocht ik eene plekke om eenige oogenblikken in den Donau te baden. Ik haastte mij om er te komen en spoedde mij nog meer om te huis in de warme kamer terug te geraken.
Deze koude baden en waren mij niet schadelijk; maar toch en dacht ik ook niet dat ze nuttig waren. In 1850 trad ik in het Georgianum te München en maakte daar kennisse met eenen armen student, die nog zieker was als ik; de geneesheer van het gesticht en beloofde hem geen lang leven meer, en diensvolgens weigerde hij de gezondheidsverklaring af te geven die voor zijne wijdinge noodig was.
Van dien tijd voort had ik eenen makker; ik deelde hem mijn geheem mede en wij wedijverden om het hardst, in't nemen van baden. Weldra verkreeg mijn vriend het lang begeerde getuigschrift en...... hij leeft nog. Wat mij betreft, ik voelde mij alle dagen versterken; ik wierd priester en oefenereeds 36 jaren deze heilige bedieninge’.
Kneipp heeft dan in vele omstandigheden, en gelijk waar hij was en dienst deed, meest nochtans bij arme zieken, die bij hem troost en hulpe voor ziele en lichaam zochten, zijne wateraanwendingen beproefd en goed gevonden.